Tegenwoordig kan je met kerst je eigen outfit bepalen. Dat was vroeger wel anders; strenge (maar wel heerlijk duidelijke) voorschriften bepaalden hoe je feestelijk voor de dag moest komen.
Met het oog op de baadgewoontes in de achttiende eeuw, lijken de zweetplekken in de oksels van veel japonnen niet verwonderlijk. Maar, zeggen deze vlekken wel iets over de hygiëne van de achttiende-eeuwse upper class?
Een leuke ontdekking: de jas die Jacob van Alewijn op een 18de eeuwse portret draagt (collectie Amsterdam Museum) bevindt zich in de kostuumcollectie van het Rijksmuseum.
Rond 1900 was kant alomtegenwoordig in de damesmode. Hoewel een groot deel van de kantproductie reeds machinaal gebeurde, bleef er interesse voor handgemaakte kant vanuit de bovenlaag van de samenleving – de burgerij en aristocratie. Een japon volledig vervaardigd uit handgemaakte kant was dus een echt statussymbool.
Gruwelijk, maar soms toch ook wel beestachtig mooi: bont. Onze voorouders hadden er geen problemen mee zich te wagen in een vossenvachtje of apenbontje. Tegenwoordig ligt dat natuurlijk wel anders, maar ja, dat verandert de geschiedenis niet...