Jurk in zwart satijn met gebekte incrustatie

Patou was zowel financieel als creatief directeur van zijn eigen bedrijf, een combinatie die vandaag de dag niet veel meer voorkomt. Hij erfde zijn ondernemerschap en zijn gevoel voor kleurgebruik van zijn vader die een looierij van luxeleer runde. In 1914 opende Patou zijn eigen boetiek. Hij bezat eveneens een spinnerij en was gespecialiseerd in bonthandel. Zijn controle over alle stappen van het productieproces vanaf het spinnen van garens zorgden voor innovatief materiaalgebruik en hoge kwaliteitsnormen. 1929 markeerde een ommezwaai in het modebeeld. Ontwerpers keerden zich tegen de als maar korter wordende roklengte die lelijke kuiten en benige knieën ontblootten. Omwille van hun vergelijkbare visie op couture trokken de ontwerpen van Patou en Chanel dikwijls hetzelfde cliënteel aan. Er heerste dan ook een ware rivaliteit tussen de twee modehuizen. Deze rivaliteit fungeerde als motor voor Jean Patou die in 1928 een collectie tekende die insloeg als een bom. Roklengtes daalden met minstens 10 cm en ook de taille werd terug gebracht naar zijn natuurlijke hoogte.

Patou was zowel financieel als creatief directeur van zijn eigen bedrijf, een combinatie die vandaag de dag niet veel meer voorkomt. Hij erfde zijn ondernemerschap en zijn gevoel voor kleurgebruik van zijn vader die een looierij van luxeleer runde. In 1914 opende Patou zijn eigen boetiek. Hij bezat eveneens een spinnerij en was gespecialiseerd in bonthandel. Zijn controle over alle stappen van het productieproces vanaf het spinnen van garens zorgden voor innovatief materiaalgebruik en hoge kwaliteitsnormen. 1929 markeerde een ommezwaai in het modebeeld. Ontwerpers keerden zich tegen de als maar korter wordende roklengte die lelijke kuiten en benige knieën ontblootten. Omwille van hun vergelijkbare visie op couture trokken de ontwerpen van Patou en Chanel dikwijls hetzelfde cliënteel aan. Er heerste dan ook een ware rivaliteit tussen de twee modehuizen. Deze rivaliteit fungeerde als motor voor Jean Patou die in 1928 een collectie tekende die insloeg als een bom. Roklengtes daalden met minstens 10 cm en ook de taille werd terug gebracht naar zijn natuurlijke hoogte. Jurk in zwarte satijn met uitgeschuind rokdeel. V-vormige halsuitsnijding die afgewerkt is met een fijne bies. Incrustatie met dezelfde stof. Evenwijdige strook naast de hals in voorste en rug die doorloopt tot in het rokdeel. Onder de hals is de incrustatie hoekig. De rok heeft op het voor- en rugpand een opgezet loshangend stuk. Driehoekig aan de bovenkant en uitgeschuind naar de zijkanten. De boord heeft twee driehoekige punten. Enkel de bovenkant en de zijkanten hangen vast. De onderste boord is afgewerkt met een fijne bies. De rok van de jurk is afgewerkt met een brede boord satijn. In midderug een diepe springplooi. De lange mouwen hebben een driehoekige incrustatie aan de boord en aan de pols. De mouw sluit met 5 kleine zwarte knopen en lussen. Aan de bovenkant heeft de mouw aan de elleboog ingestikte plooien aan de rugkant fronsen. De riem zit vast aan de zijnaden vand e lendennaad. De riem sluit met een gesp en drukknopen. De zwarte gesp heeft een ecrukleurig oplegwerk met floraal motief. Het rugpand van de jurk is gedubbeld met een zwart voile crêpe. Op de schouder een kleine lus die sluit met een drukknoop. (voor Bh-bandje)