Voor het eerst wordt met verschillende methodes diepgaand materiaal-technisch onderzoek gedaan naar een letterlijk unieke vroeg 17de-eeuwse ‘borst’ afkomstig uit de kostuum-/textielcollectie van het Fries Museum. Dit onderzoek verschaft meer duidelijkheid over de constructie, de diversiteit van de vezels en de gebruikte borduur- en naaitechniek(en). In drie blogs vertelt Mieke Albers over het onderzoek en de resultaten tot nu toe. Deze tweede blog gaat over de garens, vezels en kleurstoffen gebruikt voor de borst.
Het onderzoek naar deze borst is ten bate van een nieuw handboek over de mode in de 17de-eeuwse Nederlanden, dat over een aantal jaar zal verschijnen. Het onderzoek wordt verricht door de afdeling Textielconservering van het Rijksmuseum in samenwerking met de Rijksdienst Cultureel Erfgoed.
‘Wat is een borst eigenlijk? Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal geeft als omschrijving ‘Een lap van kostbare stof vroeger door vrouwen op de boezem gedragen’. In blog #1 in deze blogserie over het materiaal-technisch onderzoek naar de borst staat meer informatie over de vorm en hoe het gedragen werd.’
Voor de vervaardiging van de borst zijn verschillende soorten garens gebruikt, waaronder zijde, linnen, katoen en kapok. Deze garens zijn op meerdere manieren gebruikt, onder andere als borduur- en contourgarens, voor de garens van het satijnen grondweefsel, de voering en voor de vullingen van het reliëf (zie ook afb. 2 en 3).
Om de vezels te kunnen identificeren hebben we monsters genomen. Deze hebben we in eerste instantie bekeken met behulp van optische lichtmicroscopie en Hirox-microscopie. Omdat het veel vezels betreft is dit onderzoek nog niet afgerond. Toch hebben we al een eerste onderscheid kunnen maken tussen de plantaardige en de dierlijke zijden vezels.
Bij de plantaardige vezels kan een onderscheid worden gemaakt tussen linnen (of hennep), katoen en kapok. De vezels van de voering, het zijden borduurgaren, het zijden satijn, de gummed canvas en de kapok werden uitgebreider bestudeerd. Op afbeelding 4 en 5 zie je de resultaten.
Omdat bij de analyse van de vezels van de voering zowel katoen als linnen is gevonden, kunnen we er zeker van zijn dat we het weefsel fustein (zie blog 1: fustein is een weefsel van katoen en linnen) kunnen noemen.
Vanwege de glans en het type lijkt de vezel die voor één van de vullingen van het reliëf is gebruikt, heel erg op die van een kapokvezel. Vanwege deze glans wordt kapok ook wel zijden katoen genoemd. Maar omdat in de vroege 17de eeuw kapok nog niet veel in Nederland voorkomt, bestaat er twijfel en moet dit materiaal nog verder onderzocht worden.
Van zes vezels werden kleurstofanalyses gemaakt met behulp van de chromatografiemethode; dit is een techniek waarmee kleurstoffen geïdentificeerd kunnen worden. Hierbij zijn de volgende bevindingen gedaan:
Voor alle garens – ook voor het fustein – is als beitsmiddel de aanwezigheid van ijzer aangetoond. Voor het borduurgaren zijn sporen van koper gevonden.
Voorlopig is vast te stellen dat er voor het zwart verschillende soorten verfrecepten zijn gebruikt. Er is een diepzwarte kleur voor het borduur- en de contourgarens gebruikt en een bruin/zwarte kleur voor het zijden satijn. Om het borduurwerk beter te laten uitkomen is hoogstwaarschijnlijk bewust voor dit onderscheid in vervingen van beiden zijdes gekozen.
In deel 3 van deze blogserie zal ik verder ingaan op het borduurwerk van de borst. Lees ook deel 1 van deze blogserie: 'Een zeldzame ‘borst’ nader bekeken: Constructie #1'.
Beeld: alle beelden zijn gemaakt door het Rijksmuseum, tenzij anders vermeld.
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie