Bij warm weer draag je het liefste luchtige kleding. Zo ook de Nederlanders die in de 19de eeuw in "de Oost" gaan wonen. Zware hoepelrokken en een strak ingesnoerde taille waren niet te doen, en zo is de westerse tegenhanger van de traditionele Indonesische batik ontstaan - de Batik Belanda.
Tientallen van te vinden in de Modemuze collecties, maar ze kennen hun draaggeschiedenis ruim 16.000 km op afstand van Nederland: de boombastdoek – ook wel tapa.[1] De doek uit het koninkrijk Tonga, een eilandengroep 300 km ten oosten van Fiji, wordt daar al eeuwenlang gebruikt en gedragen. In dit blog lees je waarom vooral vrouwen een belangrijke rol spelen in het maken, tonen en schenken van de doeken.
In 1840 opende Carolina von Franquemont de eerste Indo-Europese batikkerij op Java. Franquemont doeken, bekend geworden als kain Prankemon, tonen in hun tekening en vorm de uitwisseling tussen de Europese en Indonesische cultuur.