De conserveringsuitdaging van een mogelijke Liberty’s japon

 
Ce
28 maart 2022
Restaurator Kunstmuseum Den Haag

Eerder werd in blogs al stilgestaan bij de kostuums die staan opgesteld bij de tentoonstelling Alphonse Mucha - Art Nouveau in Parijs, en ook al bij de reformkleding uit deze tijd. Deze week eveneens een blog over reformkleding, en  dan specifiek over de restauratie hiervan.

Introductie

De volgende japon uit onze collectie staat te boek als een reformjapon en is ergens tussen 1902-1903 te dateren. De japon is gemaakt van oudroze zijde met een halsinzet van tule; de japon is oorspronkelijk gedecoreerd met smokwerk op het lijfje en mouwen en ook ter hoogte van de taille. De japon is in de collectie sinds 1996 en is nooit eerder gerestaureerd of tentoongesteld omdat de conditie van de zijde en ook van het smokwerk te kwetsbaar was; het object was opgenomen als deel van de studiecollectie, voor onderzoek. Dit jaar (2022) kwam de japon na 16 jaar weer tevoorschijn en werd deze bestudeerd door conservator Madelief Hohé. Samen hebben we besloten om een onderzoek te beginnen om te kijken of het mogelijk is om dit stuk zo op te knappen, dat het weer gebruikt kan worden voor exposities. Met deze ambitie is de afdeling restauratie van de mode en kostuumafdeling van het Kunstmuseum Den Haag aan dit onderzoek begonnen, waarbij we het leuk vinden om hiervan een kort verslag te delen.  

Invloed van Liberty

Aangezien de japon in de collectie wordt omschreven als een ‘Liberty japon’, was het startpunt om te onderzoeken of dit wel klopt of niet; in de japon is geen originele tailleband bewaard gebleven. De japon komt uit een boedel waarin meer Reformkleding is bewaard, gedragen door dezelfde mevrouw, allemaal uit de Belle Epoque en deels gedragen in Nederlands-Indië. Een snel onderzoek in andere museale collecties toonde aan dat de invloed van Liberty & co. duidelijk aanwezig was in deze japon, zoals blijkt uit de vergelijking met japonnen die te vinden zijn in modecollecties zoals van het Victoria and Albert Museum in London (hierna V&A)[1] en het Fashion Institute of Technology of Design and Merchandising in Los Angeles (hierna FIDM)[2]. Beide japonnen die in deze musea zijn bewaard, zijn te dateren rond 1893-1897. Alle twee deze japonnen vertonen hetzelfde smokwerk zoals ook bij de japon in de Haagse collectie.

De mode in smokwerk nam toe na de publicatie van de tekeningen van Kate Greenaway (1846-1901) in de jaren 1880. Door de opkomst van de industrialisatie in de negentiende eeuw in de grote steden, ontstond bij veel mensen een sterk verlangen naar een geromantiseerd leven op het platteland, compleet met losvallende japonnen met prachtig smokwerk. Met dat idee in het achterhoofd, produceerde Liberty & Company in London tussen 1902-1912 japonnen die Kate Greenaway werden genoemd en die geïnspireerd waren door haar tekeningen en de kinderkleding die zij tekende.[3] Het Kunstmuseum Den Haag heeft een van deze exemplaren in de collectie, een kinderjurk van lichtbruin fluweel die te dateren is rond 1897 en die geïnspireerd lijkt op de tekeningen van Greenaway (Hohé 2011: 74). In Nederland verkocht Metz & Co de kleding van Liberty.

Smokwerk

De constructie van het smokwerk volgt het patroon van andere Liberty japonnen die eenzelfde decoratie hebben, zoals de japon in de collectie. Deze wordt gemaakt met een combinatie van twee soorten steken (step wave stitch en cable stitch). De japon van Kunstmuseum Den Haag is niet de enige waarbij deze techniek is uitgevoerd. We zien deze techniek ook bij een wandelkostuum met blouse van Liberty die gedateerd is in 1906-07 of de zomerjapon uit 1910 in de collectie van het Kunstmuseum Den Haag. Ook kwam tijdens het onderzoek een Liberty-japon naar voren die vergelijkbaar is met die in het Kunstmuseum. Deze japon is onderdeel van de modecollectie van het Philadelphia Museum of Art.[4] De japon is gemaakt van dezelfde kleur zijde en vertoont ook hetzelfde smokwerk (foto 1). Beide lijken op de Liberty-japon op een prent uit 1905, te zien in de tentoonstellingscatalogus Mode & Kunst (Hohé 2011: 76). De japon van het Kunstmuseum deelt dezelfde plooien en dezelfde naaimachine steekjes met de japon van het Philadelphia Museum of Art[5].

Afb. 1: Modeprent van Liberty-japon 1905, collectie van het Kunstmuseum Den Haag en japon uit Philadelphia Museum of Art (1995-82-1) ©

Conditie

Het belangrijkste deel van het conserveringsprobleem van deze japon vormt de zijde die bijna niet veilig aangeraakt kan worden. Hier en daar was het materiaal aan het brokkelen, waardoor er ook losse stukken van het materiaal te vinden waren. Uit het onderzoek bleek tevens dat de japon van het Kunstmuseum Den Haag niet (meer) de constructie deelde met die van het museum in Philadelphia, omdat de japon in Den Haag een andere halsinzet heeft met tule. De geborduurde bloemmotieven die veel Liberty-japonnen hebben, heeft deze japon (daardoor) niet (meer). Ook de lengte van de mouwen van de Haagse japon zijn anders dan die van de japon in Philadelphia, net als de lengte van de achterkant van de rok, waarbij een grote sleep ontbreekt vergeleken met de japon in Philadelphia.

Het smokwerk van de japon in Den Haag was ook helemaal uitgehaald of verdwenen; er waren alleen plaatselijk nog kleine stukjes over. De binnenkant van de japon lijkt ook niet in zo’n goede staat, alleen de helft van de originele witte katoen is bewaard en bovendien ontbreekt de tailleband. De achterkant van de japon laat zien dat de sluiting ook anders is dan die van veel  andere Liberty-japonnen, waarbij decoratieve knoopjes zijn gebruikt. Daarom rees de vraag of dit nu werkelijk een Liberty-japon is geweest, die waarschijnlijk vermaakt is, of dat het mogelijk een japon is geïnspireerd door een Liberty-japon en gemaakt als een reformjurk (foto 2 en 3). De toevoeging van het kant is ook te zien in combinatie met smokwerk in andere japonnen die ook in 1900 gemaakt waren door Liberty.[6]

Afb. 2: Vergelijkbare japonnen van 1905 collectie gemaakt door Liberty met het bloemmotief. Links naar rechts: KMDH collectie (K-161-1969), japon van Augusta Auctions en Liberty japon gevonden op Etsy.

Afb. 3: Vergelijking van paar japonnen (FIDM Museum collectie 2008.25.3 © en Augusta Auctions) met de achterkant van de KMDH japon.

Er is goed gedocumenteerd dat Liberty kostuums maakte met een vrije keuze aan materialen, stijlen en constructies. Dus bestaat zeker de mogelijkheid dat de japon is geïnspireerd door een japon zoals die in de collectie van het Philadelphia Museum of Art (Calvert 2012:37)[7].

Omdat de datering van de japon 1902-1903 is, dachten we dat de huidige slechte toestand van de zijde misschien het gevolg kon zijn van het gebruik van verzwaarde zijde, zoals dat veel werd gebruikt in deze tijd (Hacke 2008). Om te kunnen beslissen of we de japon wel of niet konden restaureren, is besloten om samen met wetenschappelijk analist dr. Livio Ferrazza (Institut Valenciá de Conservació, Restauració i Investigació in Spanje) de zijde te analyseren met de juiste apparatuur. Na veel overleg is er besloten dat het beste was om een monstertje van de zijde met de Scanning Electron Microscopy with Energy Dispersive X-ray Spectroscopy (hier na SEM/EDX) te analyseren waarmee alle metaal legeringen gevonden konden worden. Gelukkig bleek de zijde niet te zijn verzwaard, en bleek dat de slechte conditie van de zijde waarschijnlijk te wijten is aan het verouderingsproces van de zijde zelf. Liberty stond altijd bekend om de hoge kwaliteit van zijde en dit is een conclusie die we hier ook kunnen trekken over deze zijde na de wetenschappelijke analyse ervan (Calvert 2012: 122, 133)[8]. Het resultaat van dit onderzoek zorgde ervoor dat we over konden gaan tot behandeling van deze japon.

Behandeling

Het doel van de restauratie was om de japon te kunnen ‘redden’ en weer opstelbaar te maken. Om dat te kunnen doen, werd er een restauratieprogramma opgesteld waarin verschillende stappen waren gepland. De eerste (en het meest belangrijk proces) was de consolidatie van de zijde. Dankzij Bernice Morris, associated conservator van Philadelphia Museum of Art, was het mogelijk om te zien welke problemen hun japon kende, voor de restauratiebehandeling daar in 2015, waarbij de zijde hetzelfde brokkel-patroon vertoonde. [9] Die behandeling bestond uit een combinatietechniek van ingekapselde zijde en tule om de drapering van de stof niet kwijt te raken. Dit was cruciaal voor het onderzoek omdat we wilden dat onze japon ook de originele drapering zou behouden, ook na de behandeling van het restauratieproces. Daarom kozen we niet voor enige lijn-techniek opties om de versterking van de zijde terug te krijgen, omdat deze allemaal het materiaal anders getransformeerd zou hebben. We besloten voor het proces dat was toegepast bij de japon van het Philadelphia Museum of Art, waarbij werd gewerkt met hele dunne zijde in combinatie van tule en zijden draad. Om de juiste kleurtint te kunnen berekenen, werd CIBA© verf gebruikt, in verschillende concentraties, om zo dezelfde kleur te kunnen vinden. Na verschillende testjes werd de juiste kleur gevonden en nu konden we focussen op de reproductie van het originele smokwerk van het japon. Voor dit klusje werd eerst apart een proefje gemaakt om te oefenen met hoe de techniek precies was uitgevoerd (foto 4).

Afb. 4: Proces van het proefje met de zijde: zijden verven, smokwerk voorbereiding en na het rapport te hebben gevonden.

Na deze behandeling kwam de focus te liggen op de behandeling van de zijde. Eerst hadden we met koude stoom het materiaal behandeld om het materiaal op te frissen en ook de oude plooien weg te halen uit de zijde, voordat het naaiproces kon beginnen. In combinatie met dit proces was de zijde uitgelijnd en vastgezet met enthomological naalden. De volgende stap was om de zijde met CIVA© te verven en passend onder de japon met restauratiesteekjes vast te zetten. Toen dit klaar was, is er geprobeerd om de originele plooien van het smokwerk terug te vinden en de steken met katoendraad te maken in dezelfde kleur als de originele draad van het smokwerk (Foto 5).

Afb. 5: Conservering van het smokwerk met originele draad, voor en na.

De japon is nog steeds niet klaar, omdat er nog verschillende gebieden zijn die aandacht moeten krijgen om de zijde te versterken. Na de goede ervaring met het smokwerk gaan we verder om te testen hoe het bovenste stuk van het lijfje mogelijk versterkt kan worden, evenals de rok. Er is wel al gezien dat het bovenste stuk niet zo makkelijk gaat met de naaitechniek en misschien zullen we andere lijm opties proberen om dit te kunnen verbeteren. De binnenkant van het kostuum is ook nog niet klaar, en daarvoor gaan we ook overleggen over wat het beste zou zijn om de voering te versterken. Er zou ook een nieuwe tailleband nodig zijn, om de japon goed te kunnen sluiten. Tenslotte krijgt de rok een nieuwe voering van zijde om het echte materiaal te beschermen, ook tegen risico’s tijdens het aankleedproces.

Conclusie

Met dit onderzoek is aangetoond dat de japon van het Kunstmuseum Den Haag zeer waarschijnlijk een originele creatie is van Liberty & co.; we baseren dit vooral op de overeenkomsten met de Liberty japon van het Philadelphia Museum of Art en andere collecties. De vergelijking met deze japon heeft nu ook de mogelijkheid aangetoond dat de Haagse japon waarschijnlijk ooit is vermaakt, waarbij de hogere halslijn en de sluiting mogelijk zijn verwijderd. Natuurlijk zou het ook kunnen dat deze japon geen echte Liberty japon was, maar hierop wel is geïnspireerd, en daardoor ook overeenkomst vertoont met de japon in het Philadelphia Musea of Art. Het onderzoek heeft ook aan het licht gebracht dat de japon zelf van goede kwaliteit stof is gemaakt, met een echte zijde, en niet van een verzwaarde stof zoals eerder werd gedacht. Door deze onderzoeksresultaten konden we een restauratieprogramma opbouwen waarbij de zijde wordt versterkt en het smokwerk terug te wordt gebracht. De volgende maanden zullen we focussen op de rest van de japon zoals de rok, het bovenste stuk van het kostuum en ook de binnenkant, zoals de voering en de nieuwe tailleband.  

Literatuur

  • Hacke, M (2008). Weighted silk: history, analysis and conservation. Reviews in Conservation. Number 9.
  • Hohé, M. (2007) Mode en kunst. Wbooks Gemeentemuseum Den Haag.
  • Calvert, Robyne Erica (2012) Fashioning the artist: artistic dress in Victorian Britain 1848-1900. PhD thesis. University of Glasgow.
 

[1] Inventarisnummer T.17-1985 https://collections.vam.ac.uk/item/O108865/dress-liberty--co/

Geraadpleegd op 14/03/2022.

[2] Inventarisnummer 2008.25.3 http://www.fashionmuseum.org/collections/childrenswear/item/2008-25-3.html Geraadpleegd op 14/03/2022.

[3] Paar tekeningen van Greenaway waar in het smockwerk is te raadplegen in de kinderjurken, waarin het inspiratie is meegekomen voor Liberty-collectie. https://archive.org/details/1893almanack00londuoft/page/n27/mode/2up?view=theater

http://archive.org/details/1893almanack00londuoft/page/n15/mode/2up?view=theater

Geraadpleegd op 14/03/2022

[4] Philadelphia Museum of Art collectie (1995-82-1) https://www.philamuseum.org/collection/object/89838 Toegankelijk op 14/03/2022

[5] Er was ook tussen deze onderzoek en vergelijking japon gevonden die in andere kleur stof was gemaakt. Die was verkocht in het veiling house Augusta Auctions in 2017 lot- 239

https://augusta-auction.com/auction?view=lot&id=17672&auction_file_id=46 Toegankelijk op 24/03/2022

[6] Een aan jaren geleden is een vergelijkbare japon van Liberty verkocht bij het veilinghuis Doyle https://doyle.com/auctions/0205221-couture-textiles-and-accessories/catalogue/78-liberty-smocked-silk-dress

Geraadpleegd op 15/03/2022

[7] Carvert 2012 vertelde in haar onderzoek (pagina 37): “…Garments were custom-made from a catalogue pattern: the customer would have selected a style from the catalogue options, then specified the fabric they desired, creating a clothing manufacture process that lies somewhere between a custom-tailored garment and contemporary ready-to-wear clothes…”.

[8] Carvert 2012 gaat verder (pagina 133): “…Current preferences in colour and texture were also being challenged in Regent Street where Liberty’s windows were hung for their second year with exotic fabrics remarkably complementary to pictures at the Grosvenor. Supple cashmeres, delicate pongee, and mattsurfaced slubby wild-silk tussores, all soft to handle, were shown in infinitely nuanced ranges of delectable new colours. Initially imported for furnishing, these distinctive textile incidentally made the stiff, heavy silks and positive dyes long dominant in fashionable dress seem suddenly out-dated…”.

[9] Persoonlijk contact met Bernice Morris op 3/12/2021.

Categorie: 

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie

Reactie