De tweede helft van de negentiende eeuw

18 feb 2016
Modemuze

Kleding betekende in de negentiende eeuw veel meer dan alleen uiterlijk vertoon. Voor de nieuwe rijken was modieuze kleding bij uitstek een middel om hun maatschappelijke positie te benadrukken.

Gezond was de mode allerminst - denk aan de strakke korsetten en slechte hygiëne - maar het bewustzijn hierover nam wel toe. Er was sprake van een groeiende mode- en luxe-industrie. De eerste couturier, Charles Frederick Worth vestigde zijn modehuis in 1858 in Parijs. Grote, elektrisch verlichte modepaleizen openden hun deuren. 

In de tweede helft van de negentiende eeuw kwam de crinoline japon tot volle bloei. De inventie van een onderrok voorzien van hoepels maakte het mogelijk om zonder het gewicht van vele extra onderrokken een steeds grotere omvang te bereiken. Op het hoogtepunt van de crinoline-mode rond 1865 konden japonnen een omtrek van meer dan drie meter bereiken.

De tournure

Langzaam werd daarna het accent steeds meer naar de achterzijde verlegd. De crinoline werd vervangen door de tournure of queue de Paris die volume aan de achterzijde gaven middels kussentjes die om de taille werden gebonden.

De man in driedelig zwart

Na 1850 kleedde de man zich in driedelig zwart met lange broek. De snit was afkomstig van de Engelse meesterkleermakers. Gekleurde kleding en kuitbroeken werden dan alleen nog door het personeel gedragen of als statie- of galakleding bij officiële gelegenheden.

Het einde van de negentiende eeuw

Het einde van de eeuw werd gekenmerkt door een vrouwensilhouet met een zeer slanke taille en volumineuze mouwen. De japonnen bestonden uit losse jakken met baleinen en rokken met sleep. Vanuit de reformbeweging werden alternatieven geboden voor deze ongezonde (het korset) en onhygiënische (zware slepende rokken) kledingstijl.

 

Beeldredactie: Anneclaire van Veelen

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie

Reactie