Mode bij Mucha

 
21 maart 2022
Mode- en Kostuumafdeling Kunstmuseum

Tussen de fantasievolle, kleurrijke affiches van de tentoonstelling Alphonse Mucha – Art Nouveau in Parijs in het Kunstmuseum Den Haag staan enkele poppen in historische kostuums opgesteld. De kostuums komen uit dezelfde tijd als de affiches, maar staan in schril contrast met de losvallende gewaden zoals deze door Mucha werden afgebeeld.

Zoals conservator Madelief Hohé in haar laatste blog al belichtte, heeft de afgebeelde, vaak historiserende, kleding van Mucha meer te maken met de alternatievere reformkleding zoals deze in de tijd ook in het echt werd gedragen. Hoewel de reformbeweging aan het einde van de eeuw steeds populairder werd, was dit zeker (nog) niet voor iedereen weggelegd. De reguliere mode, zoals voorgeschreven door befaamde Parijse couturiers, was in zekere opzichten meer behoudend en bleef ook aan het eind van de eeuw veelal vasthouden aan lijfjes die strak om het gekorsetteerde lichaam zaten, zoals gebruikelijk was. Maar conservatief was de Parijse mode niet – zeker in het laatste decennium van de 19e eeuw volgden de ontwikkelingen op het gebied van mode zich in sneltreinvaart op.

Welvaart & stabiliteit

Het einde van de 19e eeuw bracht economische groei en politieke stabiliteit waar vooral de adel en de bourgeoisie van profiteerden. Voor deze groep mensen lag de wereld binnen handbereik. Nog nooit was het zo makkelijk om te reizen, wat het delen van kennis en kunst ten goede deed. De grote wereldtentoonstellingen gaven een extra impuls aan de dan al bruisende industrie. Deze industrie bracht ook grote verandering op het gebied van mode: nieuwe weefgetouwen zorgden er bijvoorbeeld voor dat de productie van textiel opgeschaald kon worden met als gevolg dat stof goedkoper werd.

Dresscodes

De toenemende welvaart bracht ook een groei van sociale activiteiten, waarbij voor alles een gepast kostuum was. De kledingregels waren aan het einde van de eeuw strikter dan ooit. We zien in de Gracieuse bijvoorbeeld onderscheid tussen visite, theater, wandel, diner, soirée, gala en bal-toiletten, kostuums en japonnen. Het onderscheid hiertussen is voor de moderne toeschouwer vaak lastig te duiden. Wanneer men werd uitgenodigd voor een officiële gelegenheid werd vaak de ‘dresscode’ op de uitnodiging aangegeven. Daar werd er dan weer onderscheid gemaakt tussen bijvoorbeeld toilette montante (hooggesloten), toilette demi-montante (halfhoog gesloten) en toilette décolletée (gedecolleteerd). Of je wel of niet goed gekleed was had grote betekenis in de hogere kringen, een misstap in je garderobe kon je sociaal dan ook duur komen te staan. Er waren verschillende etiquette boekjes in omloop om mensen voor dwalingen te behoeden, zoals die van ‘Mevrouw Etiquette’.

Afb. 2: Die Modenwelt, 1892, coll. Kunstmuseum Den Haag

De Westerse mode werd vrijwel uitsluitend in Parijs bepaald. Hier zaten de grote modehuizen die zich in de tweede helft van de 19e eeuw ontwikkeld hadden. De bekendste hiervan was uiteraard het modehuis van Charles Frederick Worth, vaak ook wel de eerste couturier genoemd. Zijn creaties waren erg gewild; niet alleen waren ze populair bij de Europese koningshuizen, maar ook bij beroemde toneelspeelsters. Het beroep actrice was van origine geen baan voor respectabele dames, die zich in de regel natuurlijk van werk onthielden. Aan het einde van de eeuw begon de kijk op de actrices te veranderen en dienden ze ook vaak als muzen voor de topcouturiers. Sarah Bernardt bijvoorbeeld - eveneens een muze van Alphonse Mucha - liet zich graag kleden door Worth, zowel voor haar privékleding als voor haar toneelkostuums. In haar tijd was ze dan ook een waar mode-icoon.

Winkelen

Gezien de mode in de lichtstad werd bepaald, was dit dan ook waar men, ook in Nederland, het liefst heen ging om zich een nieuwe garderobe aan te laten meten. Iets dichterbij huis, maar ook zeer modieus, was de stad Brussel. Hier zat bijvoorbeeld het modehuis van Madame Coche waarvan we enkele japonnen in de collectie hebben. Zo ook de gele japon, gedragen door jonkvrouw Henriëtte van de Poll, die is opgesteld in de Mucha tentoonstelling. Uiteraard kon je ook in Nederland modieuze kleding laten maken. Voor het grootste gedeelte van de eeuw hield dat in dat je ergens stof kocht en dat door een naaister, soms bij de zogenaamde gesloten modehuizen, tot een kledingstuk liet maken.

Afb. 3: Avondjapon, Madame Coche, circa 1901, coll. Kunstmuseum Den Haag

Hoe anders was dit in Parijs waar al in het midden van de eeuw grote modewarenhuizen openden waar je zelfs al kant en klare kledingstukken (confectie) kon kopen. Deze winkels verkochten niet alleen hun goederen, maar boden een hele ervaring. Mooi ingerichte etalages en deftig personeel deden er alles aan om de klanten tot een koop te verleiden. Pas aan het einde van de 19e eeuw zien we zulke modewarenhuizen in Nederland verschijnen. In 1882 opent Hirsch & Cie in Amsterdam, in 1889 volgen Maison de Bonneterie en Gerzon. Nog nooit was mode zo toegankelijk, al was het zeker nog niet voor iedereen. 

Veranderende silhouetten

Gedurende de gehele 19e eeuw veranderen de silhouetten in de mode, al neemt het tempo van verandering zeker naar het einde van de eeuw snel toe. De kostuums die zijn opgesteld voor de Mucha tentoonstelling komen (vrijwel allemaal) uit de jaren 90 van de 19e eeuw. Een grote verandering in het modebeeld zien we rond 1890: de tournure, die voor veel volume aan de achterkant van de rok zorgde, wordt afgedankt. In plaats daarvan gaf men de voorkeur aan een vrij slank silhouet; de rokken waren vrij recht en voorzien van weinig tot geen decoratie, de focus lag op de mouw die licht poffend werd ingezet.

Deze poffende mouw nam tegen het midden van de jaren 90 enorme proporties aan, destijds werden het ook wel ballonmouwen genoemd. Om het geheel wat meer in balans te brengen werden ook de rokken een stuk wijder. Bijkomend voordeel is natuurlijk dat de taille hierdoor optisch slanker lijkt. De wijdte van de rok werd niet zoals eerder in de eeuw ondersteund door een hoepelrok, maar door prachtig versierde onderrokken (in een volgend blog meer over deze onderkleding). Stijve voeringen in de mouwen en rokken zorgden ervoor dat alles mooi in model bleef zitten.

Afb. 5: De Bazar, circa 1895, coll. Kunstmuseum

De enorme mouwen, ook in deze tijd al vaak bespot, waren vooral tussen 1894 en 1896 in zwang. Daarna nam het volume al snel weer af. De laatste grote verandering in de mode van de 19e eeuw was de introductie van het zogenaamde droit devant-korset. Dit korset had van voren een rechte sluiting (busk) en duwde de draagster in een vrij onnatuurlijke pose waarbij de schouders ver naar achteren zaten en de boezem benadrukt werd. Onnatuurlijk of niet, het silhouet bleef ook in de vroege 20ste eeuw nog populair.

Afb. 6: Japon, circa 1898, coll. Kunstmuseum Den Haag

Sportieve mantelpakken

De eerder genoemde reformkleding was niet de enige kleding die het traditionele modebeeld voorbijging. Wanneer vrouwen aan het einde van de eeuw steeds meer deel gaan nemen aan het publieke leven, zijn er ook steeds meer sporten waaraan ze zich wagen. Deze verschillende sporten vroegen om een eigen kostuum. Dit was niet geheel nieuw, al heel lang kende men het amazonekostuum, de kleding die de dames droegen voor het paardrijden. Deze kleding was geïnspireerd op de mannenkleding, iets wat we vaker bij sportkleding zien. Zeker in het begin konden de sportende vrouwen met hun ‘gewaagde’ kostuums rekenen op veel kritiek. Misschien wel het meest gewaagd was het fietskostuum, bestaande uit een poffende broek (bloomer), blouse en soms een jasje. De meeste vrouwen fietsten echter ofwel in een wijde broek die de indruk maakte een rok te zijn ofwel in een gewone, iets kortere rok. Niet alleen werd er naar de mannenkleding gekeken voor sportkleding, ook het mantelpak voor vrouwen, de tailleur, die al in de jaren 80 geïntroduceerd werd en in de jaren 90 erg populair was, kwam voort uit de mannenkleding.

Afb.7: Mantelpak, circa 1894, coll. Kunstmuseum Den Haag
Categorie: 

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie

Reactie