Feestkleding voor tempels en goden op Bali

1
Afb. 1: Tempelschrijn gehuld in feestkleding; Bali, Budakeling, 2016. Fotograaf: Francine Brinkgreve
26 oktober 2018
Conservator Indonesië in het Nationaal Museum van Wereldculturen.

Met veel zorg omwikkelt onze buurman op Bali onze kleine tempelschrijn in de tuin met doeken van verschillend formaat (afb. 1). Het is 1 april 2016, de dag van de inwijding van deze schrijn, die opnieuw moest worden opgebouwd en ingewijd omdat hij dreigde om te vallen.

De schrijn is de zetel voor Sanghyang Maduwe Karang, de godheid die ons erf beschermt tegen kwade invloeden van buitenaf. Tijdens het proces van de herbouw was zijn zetel tijdelijk verplaatst naar een platform van natuurlijke materialen, dat ernaast was gezet, en dat voor deze dag ook mooi versierd werd.

Kosmische verankering

Op de top van het dak werd een voorwerp van gevlochten palmblad geplaatst, een symbool van de kosmische levensboom. Aan de voet van de schrijn werden miniatuur voorwerpjes begraven, gemaakt van goud, zilver en koper, die gezamenlijk een miniatuur kosmos verbeelden. Op deze manier was de schrijn als het ware kosmisch verankerd, paste het in de structuur van wat de Balinezen de ‘grote wereld’ (buana agung) noemen. Die macrokosmos bestaat uit een bovenwereld, de wereld van de goden en vergoddelijkte voorouders, een midden wereld waar de mensen wonen en een beneden wereld, onder het aardoppervlak, het domein van demonen.

Afb. 2: Tempelschrijn gehuld in feestkleding; Bali, Budakeling, 2016. Fotograaf: Francine Brinkgreve
Afb. 2: Tempelschrijn gehuld in feestkleding; Bali, Budakeling, 2016. Fotograaf: Francine Brinkgreve

De tempel als mens

Ook het lichaam van de mens heeft als microkosmos of ‘kleine wereld’ (buana alit) een driedelige structuur, namelijk hoofd, romp en benen. En omdat een tempelschrijn tijdens rituelen ook ‘bezield’ is, goddelijke inhoud heeft, en ook uit drie delen bestaat, wordt dit bouwwerk aangekleed alsof het een mens betreft.

Rond de sokkel van onze schrijn, oftewel de benen hiervan, werden drie doeken gewikkeld: een effen witte doek als heupdoek, een zwart-wit-grijs geblokte doek als een doek die mannen over de heupdoek heen dragen, en een langwerpige doek, selendang, als een soort riem of sjerp eromheen. Een selendang is essentieel in je kleding als je een tempel betreedt, omdat hiermee het onreine onderlichaam wordt gescheiden van het reine bovenlichaam.

Het hoofd van onze tempelschrijn werd versierd met een geel en witte ‘hoofddoek’ onderaan de daklijst en aan de hoekpunten van het dak kwamen twee ‘oorhangers’ van palmblad te hangen. De kleuren geel en wit van de ‘hoofddoek’ zijn reine kleuren, geassocieerd met de hindoe-oppergod Shiva. De zwart-wit-grijs geblokte ‘heupdoek’, kain poleng genoemd, past bij de beschermende functie van onze schrijn, want dit motief drukt uit dat goed en kwaad met elkaar in evenwicht zijn.

Afb. 3: Tempel versierd met geweven lamak; Bali, Denpasar, 1994. Fotograaf: David Stuart-Fox
Afb. 3: Tempel versierd met geweven lamak; Bali, Denpasar, 1994. Fotograaf: David Stuart-Fox

Borstdoek tussen hemel en aarde

Een loper van palmblad aan de voorkant van de schrijn, een zogenaamde lamak, was de ‘borstdoek’. Deze lamak zelf was versierd met een menselijk figuurtje, dat op haar beurt grote oorsieraden droeg en gekleed was in een lange heupdoek (afb. 2). Vaak is een lamak niet van palmblad, maar van geweven (afb. 3, 4) of geborduurde (afb. 5) langwerpige doeken gemaakt.

Geweven lamak, ca. 1930. Collectie Nationaal Museum van Wereldculturen, TM-1841-4. Fotograaf: Irene de Groot
Geweven lamak, ca. 1930. Collectie Nationaal Museum van Wereldculturen, TM-1841-4. Fotograaf: Irene de Groot

Afb. 5: Geborduurde lamak, ca. 1970. Collectie Nationaal Museum van Wereldculturen, RV-6223-1. Fotograaf: Irene de Groot
Afb. 5: Geborduurde lamak, ca. 1970. Collectie Nationaal Museum van Wereldculturen, RV-6223-1. Fotograaf: Irene de Groot

Deze ‘borstdoek’ van de tempelschrijn fungeert als een brug tussen hemel en aarde. De zegeningen van de goden dalen hierlangs naar beneden, de gebeden en de offers van de mensen stijgen naar boven. Een lamak is niet alleen een versiering van een altaar of schrijn, maar het bovenste gedeelte van een lamak dient ook als basis voor de offers die op het altaar worden geplaatst. De opvallende lamak wijst aan de goden de weg naar de offers.

Afb. 6: Godenbeeldjes gemaakt van Chinese munten, ca. 1900. Collectie Nationaal Museum van Wereldculturen, RV-1586-136. Fotograaf: Irene de Groot
Afb. 6: Godenbeeldjes gemaakt van Chinese munten, ca. 1900. Collectie Nationaal Museum van Wereldculturen, RV-1586-136. Fotograaf: Irene de Groot

De goden worden gekleed.

Alle schrijnen in iedere Balinese tempel worden versierd als op de jaarlijkse stichtingsdag een groot tempelfeest plaatsvindt. De goden worden dan tijdelijk op aarde uitgenodigd om offers van de mensen in ontvangst te nemen. Hierbij worden de relaties tussen goden en mensen, macro- en microkosmos, onzichtbare en zichtbare wereld, opnieuw bevestigd.

De goden die verbonden zijn aan deze specifieke tempel worden samen met hun rijdieren uitgenodigd om plaats te nemen in beeldjes die voor deze dag tevoorschijn worden gehaald, gekleed en versierd en in de tempel geplaatst (afb. 6,7).

Afb. 7: Geklede godenbeeldjes in versierde tempel; Bali, Budakeling, 2018. Fotograaf: Francine Brinkgreve
Afb. 7: Geklede godenbeeldjes in versierde tempel; Bali, Budakeling, 2018. Fotograaf: Francine Brinkgreve

Afb. 8: Rijdier voor de goden, met gouden hoofd- en halssieraden; Bali, Sanur, 2018. Fotograaf: Francine Brinkgreve
Afb. 8: Rijdier voor de goden, met gouden hoofd- en halssieraden; Bali, Sanur, 2018. Fotograaf: Francine Brinkgreve

Deze beeldjes worden op precies dezelfde manier gekleed als een mens tijdens een feestdag, met mooi versierde wikkeldoeken rond hoofd en borst en heupen en gouden bloemen in het haar. En zelfs de rijdieren van de goden krijgen wikkeldoeken en gouden sieraden (afb. 8,9).

Godenbeeldjes en rijdieren worden niet alleen mooi aangekleed, zij krijgen ook extra offers in de vorm van stapeltjes kleren, waarbij de onderste doeken de heupdoeken zijn en op de top een hoofddoek ligt (afb. 10). Vaak krijgen zij ook schaaltjes met make-up artikelen, geurige olie en een klein spiegeltje.

Afb. 9: Ni Nyoman Rukma, gouden bloem als hoofdsieraad, 2018; Collectie Nationaal Museum van Wereldculturen, 7146-2a. Fotograaf: Irene de Groot
Afb. 9: Ni Nyoman Rukma, gouden bloem als hoofdsieraad, 2018; Collectie Nationaal Museum van Wereldculturen, 7146-2a. Fotograaf: Irene de Groot

Afb. 10: Kledingoffer, 1994. Collectie Nationaal Museum van Wereldculturen, TM-5572-8a. Fotograaf: Irene de Groot
Afb. 10: Kledingoffer, 1994. Collectie Nationaal Museum van Wereldculturen, TM-5572-8a. Fotograaf: Irene de Groot

De verleiding van Arjuna

Behalve de ‘hoofd-, borst-, en heupdoeken’ worden er ook vaak doeken opgehangen als achtergrond van de ruimte waar de goden plaatsnemen. Hierop staan vaak afbeeldingen uit de goden- en heldenverhalen van het hindoeïsme afgebeeld. Vroeger werden de voorstellingen op deze ‘verteldoeken’ meestal geschilderd (afb. 11), maar in de jaren ’70 van de vorige eeuw werden vooral in Jembrana, West-Bali, geborduurde tabing gemaakt (afb. 12).

Afb. 11: Tabing, 1900-1950. Collectie Nationaal Museum van Wereldculturen, RV-4491-47. Fotograaf: Irene de Groot
Afb. 11: Tabing, 1900-1950. Collectie Nationaal Museum van Wereldculturen, RV-4491-47. Fotograaf: Irene de Groot

Deze doeken beelden vaak episodes uit het Arjunawiwaha verhaal uit. In dit verhaal wordt de hemel belaagd door een woeste demon, en god Indra, de koning van de hemel, heeft de hulp van Arjuna nodig om deze demon te verslaan. Maar eerst wil hij de kwaliteiten van Arjuna, die op dat moment in een grot aan het mediteren is, testen. Hij draagt zeven hemelnimfen op om Arjuna te verleiden. Als dat niet gelukt is, bezoekt de god zelf de mediterende Arjuna in zijn grot, in de gedaante van een wijze, en stelt hem allerlei vragen. Het verhaal loopt uiteindelijk goed af en dankzij Arjuna wordt de hemel gered.

Afb. 12: Tabing, ca. 1970. Collectie Nationaal Museum van Wereldculturen, 7149-1. Fotograaf: Irene de Groot
Afb. 12: Tabing, ca. 1970. Collectie Nationaal Museum van Wereldculturen, 7149-1. Fotograaf: Irene de Groot

Bali-welcome to Paradise

In Museum Volkenkunde in Leiden was op 11 oktober de feestelijke opening van een grote tentoonstelling over Bali, getiteld Bali-welcome to Paradise. Naast vele andere objecten uit de rijke collectie van het museum, is feestkleding voor tempels en goden op deze tentoonstelling volop te bewonderen!

Over de auteur

Dr. Francine Brinkgreve is conservator Indonesië in het Nationaal Museum van Wereldculturen (Museum Volkenkunde, Leiden en Tropenmuseum, Amsterdam). Zij is gespecialiseerd in de cultuur van Bali en schreef haar proefschrift over de betekenis van de lamak in Bali: Lamak; Ritual objects in Bali (Sidestone Press Leiden, 2016).

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie

28 okt 2018

Beste Francine,
Wat ontzettend interessant om te lezen. Ik ben maar een keer kort op Bali heweest. Natuurlijk gezien hoe deze altaartjes iedere dag worden bezocht en opnieuw voorzien van offerandes. Als ik gelegenheid heb kom ik zeker naar de tentoonstelling.

Reactie