Gebreide handschoenen

 
Twee dames in modieuze japonnen, maart 1880. Foto: Aicha Hockx.
26 oktober 2015

Al vroeg in de geschiedenis van het breien in Nederland is er grote aandacht voor het breien van handschoenen. Niet bepaald het makkelijkste voorwerp om te breien. Het sluit wel aan op wat ik zie in de oudste modetijdschriften in mijn eigen collectie: pas in de late jaren 20 wordt gebreide bovenkleding een mogelijkheid voor de welgestelde dame. En dan nog alleen in de vorm van een blouse voor de beoefening van sport.

Handwerk voor de welgestelde dame

In de late 19de eeuw was breien niet het meest populaire handwerk voor de vrouw in goeden doen. Damesblad De Gracieuse, Geïllustreerde Aglaja bevatte in ieder nummer talloze borduurpatronen, een aantal haakpatronen, naaipatronen die besteld konden worden (en waarvan er een paar op een supplement werden toegevoegd) en af en toe eens een breipatroon. Vaak voor (kinder)onderkleding, soms voor een klein elegant accessoire, zoals de handschoenen met manchet uit het nummer van 15 Maart 1880.

dames-onderrok en kinder-broekje, beiden breiwerk
Gebreide dames-onderrok en kinder-broekje, De Gracieuse. Foto: Aicha Hockx.

vingerloze handschoen met strik en manchet, breiwerk
No. 51, vingerloze dameshandschoen met strik en manchet, breiwerk, De Gracieuse. Foto: Aicha Hockx.

Beschrijving voor 'Handschoen met een manchette'

Deze handschoen met een manchette wordt met witte gobelinwol in breiwerk vervaardigd en aan den voorrand met eene gehaakte kant afgezet Van boven op de hand wordt hij met blauwe zijde met den point-russe geborduurd en met een strik van smal blauw taffen lint versierd.

Ter vervaardiging van den handschoen, welke in de dwarste van de binnenvlakte van de hand af (daar waar de duim eindigt) op een opzetsel van 32 steken in heen- en teruggaande toeren geheel recht gebreid wordt, moet men 132 steken uitvoeren, waarbij men evenwel in de 96. toer aan die zijde die zich het dichtst aan den voorrand van den handschoen bevindt 9 steken afkanten en in de volgenden toer aan dezelfde plaats voor den duim 5 steken opnieuw opzetten, welke men in de volgende toeren mede breit. Voorts moet men van den 98. toer af aan tot aan den 130. toer in elken 2. volgenden aan die zijde die zich het dichtst bij het gewricht van de hand bevindt den laatsten steek in den voorgaanden toer gebreid onbewerkt laten staan, zoodat in den 130. toer slechts 11 steken worden afgebreid. In de beide volgende toeren worden al de onbewerkt gebleven steken mede gebreid, waarna men de steken afkant.

Daarna verbindt men de 9 afgekante steken van den 96. toer met de 9 opzetsteken die zich het dichtst bij den rand bevinden, dan de 5 opnieuw opgezette steken van den duim met de 5 afgekante steken die zich het dichtst bij den laatsten toer bevinden en eindelijk de volgende van de laatsten en de volgende opzetsteken tot aan den pols aan de achterzijde met overhandse steken te zamen. Eerst neemt men de steken van den rand aan den pols, dan die aan den voorrand en eindelijk die aan den duim op de naalden en breit gedurig in de rondte 6 toeren afwisselend 1 averecht, 1 recht, 1 recht verdraaid, men steekt hiervoor van de achterzijde naar voren in den steek en breit hem zoo recht af).

Daarna werkt men de manchette op een opzetsel van 18 steken in de dwarste in heen- en teruggaande toeren als volgt: 1. toer: Afh. (afhalen) 15 r. (recht), oms. (omslaan), 2 r. 2. toer: 1 r. verdr., dan geheel recht en van elken omslagdraad 1 steek, van de dubbele omslagdraden 2 steken en wel 1 r., 1 aver. Alle toeren met een even getal aangeduid worden op deze wijze uitgevoerd, dus zullen wij deze niet meer vermelden. 3. toer: Afh., 16 r., oms., 2 r. 5. toer: Afh. 17 r., oms., 2 r. 7. toer: Afh., 12 r., mind (minderen, is 2 recht te zamen breien), 2 maal oms., mind., 2 r., oms., 2 r. 9. toer: Afh., 19 r., oms., 2 r., 11. toer Afh., 10 r., mind., 2 maal oms., 2 maal mind., 2 maal oms., mind., 2 r., oms., 2 r. 13. toer Afh., 21 r., oms., 2 r. 15. toer: Afh., 9 r., mind., 2 maal afwisselend 2 maal oms., 2 maal mind., dan 2 maal oms., mind., 1 r., oms., 2 r. 17. toer: Afh. 20 r., mind., oms., 1 r. 19. toer: Afh., 10 r., mind., 2 maal oms., 2 maal mind., 2 maal oms., mind., 1 r., mind., oms., mind., 1 r. 21. toer: Afh., 18 r., mind., oms., mind., 1 r. 23. toer: Afh., 12 r. 2 maal oms., mind., 1 r., mind., oms., mind., 1 r. 25. toer: Afh., 16 r., mind., oms., mind., 1 r. 27. toer: Afh., 15 r., mind., oms., mind., 1 r. 29. toer: Afh., 14 r., mind., oms., mind., 1 r. 31. toer: Afh. 13 r., mind., oms., mind., 1 r. 32. toer: Als de 2. toer. Men herhaalt nu nog 5 maal den 1. tot den 32. toer. Dan naait men eerst de dwarsnaden van de manchette aan de achterzijde met overhandse steken te zamen en haar dan aan den rechten rand inrimpelende, aan den handschoen.

Laatstgenoemden sluit men met de volgende kant af: 1. toer: Afwisselend 1 stokje in den naastbijzijnden steek van den rand, 1 kett. (kettingsteek), 1 steek overslaan. 2. toer: Afwisselend 1 v. st. (vasten steek) om den naastbijzijnden kett. van den vorigen toer, 1 picot (dat zijn 4 kett. en 1 v. st. in den 1. hiervan)       

Tot in detail

Een ingewikkeld ontwerp, dat wordt gebreid in drie delen: de handschoen zelf, de boorden en de manchet. Behalve de boorden wordt alles “op z’n kant” gebreid, dus de toeren lopen van pols naar vingers over de hand. Een opvallend detail omdat je zou verwachten dat de richting waarin het breiwerk het meest rekt, rond de hand gebruikt zou worden. Wat ook opvalt is de hoeveelheid aanvullende technieken en versiering: een gehaakt randje, borduursel op de hand en een strik. Op zijn manier past dit kleine stukje breiwerk precies in het beeld van de overdadig gedecoreerde Victoriaanse mode.

 

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie

Reactie