Keuvel (sluiermuts, floddermuts), streekdrachtmuts, bol met wit borduursel, rondom tule en een zeer brede rand kant

Mutsenbol: geborduurde witte tule. Motief: in het midden een naar de achterzijde gerichte compacte krans van vijf bloemen en ranken met als middelpunt een groot blad. Langs de gehele rand bloemen en ranken. Vanaf middenvoor tot halverwege de bol een naad, aan beide kanten geflankeerd door een klein floraal motief. De rest van het oppervlak ingevuld met geometrisch borduurwerk. Aan de mutsenbol een strook machinale gerimpelde fijne tule. Achter een bandje met gaatjes en een lintje. Aan de tule een strook kloskant met doorlopende draden van het Rijselse type. Motief Pottenkant: een gestileerde pot met zes in een halve cirkel geschikte bloemen, met twee grote bladeren als basis. Aan beide zijden van dit boeket afhangende twijgen met ieder zes kleinere bloemen. Voort komend uit de onderkant van de vaas, aan weerszijden, een grotere bloem en twijgen.