‘Science fashion’: mode en technologie

 
26 juni 2018
Hoogleraar Visuele Cultuur aan de Radboud Universiteit Nijmegen.

De integratie van mode en technologie is één van de opwindende nieuwe domeinen in de creatieve industrie. ‘Slimme’ kleding ontstaat door complexe systemen van microprocessoren, motoren, sensoren, zonnepanelen, (O)LEDs of interactieve interfaces te integreren in stof of textiel[1] Ontwerpers experimenteren met deze ‘slimme materialen’ om spannende voorbeelden te creëren, zoals een jurk die je op Twitter aansluit, een jumpsuit die je emoties visualiseert, of een broek die van kleur verandert of je vitale functies meet.

Interessant genoeg vormen Nederlandse kunstenaars en modeontwerpers als Pauline van Dongen, Iris van Herpen, Bart Hess, Aniela Hoitink, Daan Roosegaarde, Marina Toeters, Karin Vlug en Anouk Wipprecht de voorhoede in het internationale veld van de draagbare technologie.

Modieuze technologie

 ‘Draagbare technologie’ is de letterlijke vertaling van ‘wearable technology’, kortweg vaak ‘wearables’ genoemd, ook in het Nederlands taalgebruik. Ik geef de voorkeur aan de term ‘modieuze technologie’ in navolging van Sabine Seymour (2009), omdat die term het terrein van de geavanceerde technologie duidelijker aan de mode koppelt. De term ‘cybercouture’ heb ik elders gebruikt voor de futuristische look van dit soort kunstzinnige modeontwerpen.[2]

Aan de hand van enkele filosofische concepten van Gilles Deleuze en Félix Guattari evalueer ik in dit artikel hoe de integratie van mode en technologie de culturele waarde van mode verandert, vooral in de relatie tot het menselijk lichaam en de identiteit. Daarbij gebruik ik voorbeelden van de Nederlandse ontwerpers Pauline van Dongen en Iris van Herpen.

Lichaam en identiteit

Technologie is een van de belangrijkste factoren die onze identiteit bepalen en de verhouding met ons eigen lichaam veranderen, en draagbare technologie is dat nog meer, omdat het zo dicht op, en soms zelfs in, het lichaam komt [3] Wearables veranderen de grenzen tussen lichaam en technologie. Wanneer we identiteit opvatten als een lichamelijke praktijk die keer op keer wordt vormgegeven en uitgedragen, dan biedt modieuze technologie nieuwe manieren om dat te bewerkstelligen.

Een proces van wording

Identiteit begrijp ik hier als een proces van voortdurende ‘wording’: het ligt niet rigide en vastomlijnd vast van de wieg tot het graf, maar beweegt zich vloeiend en flexibel gedurende het hele leven [4] Het begrip ‘worden’ verwijst naar een praktijk van verandering zoals de filosoof Gilles Deleuze en psychoanalyticus Félix Guattari (1987) die hebben beschreven in Duizend Plateaus. Het voortdurende proces van creatieve verandering is wat Deleuze en Guattari verstaan onder ‘worden’. In dat proces van continue transformatie word je iets anders. Het leven is een langzame of soms snellere transformatie van ‘iets anders worden’.

Deleuze en Guattari drukken dat nogal exotisch uit als dier-worden, plant-worden of machine-worden. Toch kunnen we dat proces vrij gemakkelijk terugvinden in kunst en literatuur (denk aan Ovidius’ Metamorfosen, Kafka’s Gedaantewisseling of aan horrorfilms), maar ook in de mode, zoals het ‘dier worden’ dat je in sommige mode-ontwerpen van Alexander McQueen of Jean-Paul Gaultier kan herkennen. Of het ‘machine worden’, zoals dat valt te ontdekken in draagbare technologie.

Military exoskeleton XOS 2. Bron: Sarcos.com

Voor Deleuze en Guattari is ‘worden’ een proces van het ongedaan maken van het georganiseerde lichaam dat is onderworpen aan vaste betekenissen en gegeven functies[5] . Zij willen dat onderworpen lichaam bevrijden, en daar is het begrip ‘worden’ de sleutel toe.  Zoals mode-theoreticus Stephen Seely zegt: ‘Van alle kunstvormen is mode misschien het meest verbonden aan een normatief beeld van het menselijk lichaam’ [6] Dit geldt uiteraard vooral voor geïdealiseerde beelden van perfecte vrouwelijke lichamen. De notie van het worden, de voortdurende verandering, kan helpen om dit soort normatieve beelden tegen te gaan . [7] Omdat avant-garde mode dikwijls de grenzen aftast van wat een lichaam kan doen of wat het kan worden, ‘resetten’ de ontwerpen van Pauline van Dongen en Iris van Herpen de centrale organisatie van het lichaam.

Pauline van Dongen: ‘Wearable Solar Dress’

Pauline van Dongen gelooft dat draagbare technologie meer moet zijn dan louter een gadget. Zij integreert technologie in kleding om die een sociale of communicatieve functie te geven.[8] Ze voert een onderzoek uit naar het gedrag van experimentele en hightech-materialen, waarbij ze nieuwe technologieën met traditionele technieken combineert om haar vakmanschap voortdurend te vernieuwen.

Nauw samenwerkend met bedrijven uit de sfeer van wetenschap en innovatie probeert Van Dongen bijvoorbeeld om zonne-energie of hardware in textiel en kleding te integreren, zoals in haar project ‘Wearable Solar’. [9] De ‘Wearable Solar’-jurken bevatten modules die zijn gemaakt van flexibele, dunne zonnecellen. Omdat de cellen niet gestikt kunnen worden, heeft Van Dongen met leer gewerkt om sleuven te maken in een van te voren bepaald patroon, waardoor zakjes zijn ontstaan voor de dunne films. Deze zijn aan de binnenkant verbonden met dunne elektriciteitsdraden.

De technologie is een inspiratiebron geweest voor de esthetiek van de jurken: nadat ze de gelaagde constructie van de zonnecellen zag, maakte ze vervolgens een gelaagd kledingstuk, waarin de zonnecellen in modulaire compartimenten zijn geplaatst die opengevouwen kunnen worden om ze aan licht bloot te stellen, maar ook onzichtbaar gedragen kunnen worden als ze niet nodig zijn.

Cybercouture: technologische esthetiek

Uit deze voorbeelden, maar ook uit de collecties ‘Kinetic Landscapes’ (S/S 2012) en ‘Oloid’ (S/S 2014), blijkt dat Pauline van Dongen een technologische esthetiek creëert. Je zou kunnen zeggen dat haar cybercouture het aangeklede lichaam toont als een ‘machine-worden’. Zoals ik hier boven al aangaf, duidt de term ‘machine-worden’ voor Deleuze en Guattari een proces van transformatie van identiteit aan.

Het ligt voor de hand om te veronderstellen dat de drager zich door dit soort ‘science fashion’ anders voelt en gedraagt dan met alledaagse kleding. De kleding roept actie, interactie en wellicht ook emotie op. Door de kleding raakt de technologie immers op intieme wijze verbonden met het lichaam. Van Dongen’s ontwerpen laten de mogelijkheden zien om het menselijk lichaam en identiteit te transformeren, of op zijn minst, om daar op te reflecteren.

Iris van Herpen: de vorm volgt de emotie

De modeontwerpen van Iris van Herpen zijn bejubeld als ‘futuristisch, sculpturaal en experimenteel’. [10] Haar stijl put Van Herpen niet alleen uit haar talent en verbeelding, maar wordt ook mogelijk gemaakt door nieuwe technologieën. Ze is altijd op zoek naar nieuwe vormen, materialen en technieken, waarmee ze vervolgens in haar studio experimenteert. Zij is vooral pionier in de techniek van 3D printen met onnavolgbare vouwen en plooien.[11]

Plooien, vouwen, golven

Om de buitenissige ontwerpen van Van Herpen te begrijpen, kan de term ‘worden’ opnieuw behulpzaam zijn. In haar collecties lijken de 3D-geprinte ontwerpen gemaakt te zijn van rookvlagen, waterstromen, kringen, verwrongen bladeren of stapels beenderen. In een uniek spel van barokke vormen openen en sluiten zich eindeloze plooien, vouwen, golven, bochten, krullen, rimpels en cirkels. Vormen golven en fluctueren. Materialen deinen, wiegen en swingen.

Iris van Herpen, jurk uit de col­lec­tie Es­ca­pism, 2011. Collectie Centraal Museum

De sensitieve beeldtaal van Van Herpen wordt niet gevangen in traditionele vloeiende stoffen als zijde, satijn, tule of organza, maar in harde materialen als leer, metaal, plastic, synthetische polyesters en hightech stoffen. Zij slaagt erin iets ongrijpbaars als een watergolf in vorm te vangen; het ontwerp lijkt wel een ‘water-wording’ in ‘Crystallization’ (2011), of een ‘rook-wording’ in een ontwerp uit de collectie ‘Refinery Smoke’ (2008).

Op de grens tussen mode en technologie

Gekleed in de ontwerpen van Van Herpen overschrijden de modellen de grenzen van hoe een lichaam eruit kan zien en worden ze figuren ergens ‘tussen-in’: iets tussen mensen en dieren in ‘Fragile Futurity’ (2008), iets tussen mummie en pop in ‘Mummification’ (2009), iets tussen skelet en lichaam in ‘Capriole’ (2011), iets tussen mens en cyborg in ‘Chemical Crow’ (2008), iets tussen het virtuele en het materiële in ‘Escapism’ (2011) en iets tussen het organische en kunstmatige in ‘Hybrid Holism’ (2012) of ‘Wilderness Embodied’ (2013). In ‘Biopiracy’ (2014) zijn de modellen gevangen in dingen die eruit zien als spinnenwebben. En in haar ontwerpen voor ‘Quaquaversal’ (2015) lijken de modellen planten of bomen te worden. ‘Lucid’ (2016) en ‘Seijaku (2016) laten haast spirituele en etherische vouwpatronen zien.

Van Herpen’s werk is een mooi voorbeeld van het vervagen van de grenzen tussen mode en technologie, en wel op zo’n fantasierijke manier dat de ontwerpen niet alleen duiden op een ‘machine-worden’ maar ook op een soms fraai, soms griezelig, ‘anders-worden’—een spin, een cyborg, een pop, een mummie, water, rook, een plant, een vouw.

Een van zwarte leren stroken geregen jurk, collectie Mummification 2009-2010. Collectie Centraal Museum

Spel met identiteit

Deleuze en Guattari beweren dat het lichaam voortdurend is onderworpen aan vooraf gegeven vormen, functies en betekenissen. [12] Dit is nu juist vaak het geval als het om de mode gaat. De ‘science fashion’ van Pauline van Dongen en Iris van Herpen duidt daarentegen op mogelijkheden om het menselijk lichaam te des-organiseren en te de-construeren. In hun experiment met vorm en materie roepen zij op tot een andere relatie tot het lichaam. Door nieuwe silhouetten te vormen produceren ze een lichaam dat een proces van voortdurende wording ondergaat.

Experimenten met vorm

Van Dongen en Van Herpen bewegen zich tussen kunst, mode en technologie en experimenteren met de manieren waarop we onze lichamen kunnen vormgeven of onze identiteit kunnen uitdragen. Met hun ‘science fashion’ delen ze een futuristische visie op een toekomst die verder gaat dan conventionele mode. Het is duidelijk dat ze ons uit de comfortzone van onze kledingkasten naar een fantasiewereld leiden. Ze scheppen er plezier in de grenzen tussen mens en cyborg of tussen mens en dier te verwarren. Maar ze verschuiven ook de dubbelzinnige grenzen tussen huid en textiel, tussen het organische en het technologische, en tussen het materiële en het virtuele. In hun gedeelde fascinatie voor het oprekken van de grenzen van het menselijk lichaam verleiden ze de kijker of drager om zijn of haar identiteit op het spel te zetten.

Nieuwe vormen van identiteit

Dit spel met identiteit is – in navolging van Deleuze en Guattari – te begrijpen als een proces van worden. De ‘science fashion’ van Pauline van Dongen en Iris van Herpen maakt – al is het maar voor eventjes – de conventionele beeldvorming van het lichaam ongedaan. Het fascinerende werk van deze modeontwerpers toont hoe identiteit vloeiender en flexibeler kan worden. Deze Nederlandse modeontwerpers tonen ons de bijzondere fusie tussen kunst, mode en draagbare technologie, en nemen ons op die manier mee in het creatieve proces van het worden.

De vreemde vormen, stoffen en materialen nodigen uit tot een reflectie op nieuwe vormen van belichaming en menselijke identiteit. Door een ontmoeting mogelijk te maken tussen mode en technologie, geeft ‘science fashion’ het menselijk lichaam opnieuw vorm, voorbij zijn eindige contouren. Zo biedt draagbare technologie een opening naar een toekomstige wereld waarin kleding is versmolten met de menselijke huid, lichaam en identiteit.

Verder lezen:

Anneke Smelik, Wat trek ik vandaag aan: over kleding, consumptie en identiteit

Nemo Kennislink: slimme kleding in elke kledingkast

Gebruikte literatuur

  • Bloemberg, N. (red.) (2011) Het Nieuwe Ambacht: Iris van Herpen en Haar Inspiratie, Utrecht: Centraal Museum.
  • Deleuze, G. en Guattari, F. (1987 [1980]) A Thousand Plateaus: Capitalism and Schizophrenia, vert. B. Massumi, Minneapolis: University of Minnesota Press.
  • Seely, Stephen D. (2013) ‘How Do You Dress a Body Without Organs? Affective Fashion and Nonhuman Becoming’, Women’s Studies Quarterly, 41: 247-265.
  • Seymour, S. (2009) Fashionable Technology: The Intersection of Design, Fashion, Science and Technology, Wenen: Springer.
  • Smelik, A. (2012) Ik Cyborg: De Mens-machine in Populaire Cultuur, Delft: Eburon.
  • Smelik, A.  (2016) ‘Gilles Deleuze: Bodies-without-Organs in the Folds of Fashion’ in A. Rocamora en A. Smelik (red.), Thinking Through Fashion: A Guide to Key Theorists, Londen: I.B. Tauris: 165-183.
  • Smelik, A., L. Toussaint & P. van Dongen (2016) ‘Solar Fashion. An Embodied Approach to Wearable Technology’. International Journal of Fashion Studies, 3 (2): 287-303.
  • Smelik, A. (2017), ‘Cybercouture: The Fashionable Technology of Pauline van Dongen, Iris van Herpen and Bart Hess’, in A. Smelik (ed), Delft Blue to Denim Blue. Contemporary Dutch Fashion, London: I.B. Tauris, 2017: 252-269.
  • Toussaint, L. (2018), Wearing Technology: When Fashion and Technology Entwine, proefschrift, Nijmegen: Radboud Universiteit.

Hoofdbeeld artikel: Solar Shirt, Pauline van Dongen. Foto Liselotte Fler. Haar/make-up Angelique Stapelbroek. Model Ann (Paparazi models). Bron: Paulinevandongen.nl

Noten 

[1] Toussaint, 2017.

[2] Dit artikel is gebaseerd op een uitgebreid hoofdstuk in Delft Blue to Denim Blue. Contemporary Dutch Fashion, 2017.

[3] Smelik, 2012.

[4] Smelik, 2016.

[5] Deleuze en Guattari  1987: 161

[6] Stephen Seely 2013: 258.

[7] Smelik, 2016.

[8] Pauline van Dongen, Lianne Toussaint en ik werken samen met anderen in het interdisciplinaire onderzoeksproject Crafting Wearables, een samenwerking tussen de Radboud Universiteit Nijmegen, de Technische Universiteit Eindhoven en de ArtEZ Mode Academie Arnhem. Het project loopt van 2013 tot 2018 en wordt financieel ondersteund door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Zie voor meer informatie: www.craftingwearables.com 

[9]  Smelik, Toussaint, Van Dongen, 2016.

[10] Bloemberg, 2011: 7

[11] Elders schenk ik meer aandacht aan de vouw als één van de centrale concepten van Deleuze (Smelik, 2016).

[12] Deleuze en Guattari 1987: 161

Biografie

Anneke Smelik is hoogleraar Visuele Cultuur aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Haar meest recente boeken zijn Delft Blue to Denim Blue. Contemporary Dutch Fashion (2017); Materializing Memory in Art and Popular Culture (2017); en Thinking through Fashion. A Guide to Key Theorists (2016). Ze is projectleider van het door NWO gefinancierde onderzoeksproject ‘Crafting Wearables: Fashionable Technology’ (2013-2018). Zie voor meer informatie, interviews en artikelen: www.annekesmelik.nl  

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie

Reactie