Flamboyant tot in detail: kleermaker Tom van het Hof

 
9 april 2018
Zelfstandig erfgoedprofessional, coördinator Modemuze

Als kleine jongen was Tom al gefascineerd door piraten met zacht fluwelen jasjes. De film Sherlock Holmes uit 2009 sprak hem zo aan dat hij op de middelbare school spontaan zijn eerste ‘Victoriaanse herenjas’ maakte. Met wat onderzoek op internet, aan elkaar geplakte vellen papier en een oud colbert maakte hij voor het eerst een patroon. De belijning paste hij aan; andere revers en weggesneden panden. Oma hielp met de naaimachine. Zijn belangstelling voor kleding groeide uit tot een hobby, de hobby tot obsessie, zijn obsessie tot vak.

Kleding maken en geschiedenis

Afgelopen zomer studeerde Tom cum laude af als ambachtelijk kleermaker aan de Meesteropleiding Coupeur met een herenkostuum uit 1e helft van de jaren 30. "In 5 vwo kwam ik erachter dat ik eigenlijk maar twee dingen echt leuk vond: kleding maken en geschiedenis. Mijn decaan liet me toevallig een krantenartikel zien over de Meesteropleiding en dat was het. Ik heb gelijk toelating gedaan".

Links: de Britse modeprent met het herenkostuum uit 1934 (bron Gentlemen’s Gazette). Rechts: Tom werkt aan zijn meesterproef.

Meesterproef

Tom studeerde af met het op historische wijze reconstrueren van een driedelig kostuum uit de 1e helft van de jaren 30 van een Britse modeprent. Tom vertelt:  "voor dit kostuum heb ik gekozen omdat de Britse mode in de jaren 30 toonaangevend was. Voor je meesterproef moet je een kostuum op maat maken, dus behalve toestemming voor het kledingstuk moest er ook een model worden gekozen. Een goede vriend wilde al heel lang een dergelijk pak. Ik kon zijn droom dus in vervulling laten gaan en heb aangeboden dit voor hem te maken".

Het binnenwerk van het jasje (voorpand), links aan de naden afgezet met pasband, en rechts voorzien van het beleg met zakken.

"Bij elke meesterproef wordt gekeken naar de moeilijkheidsgraad van je idee in combinatie met je model omdat je het stuk op maat moet maken. De prent was voor mij het perfecte kostuum, echt een van mijn favorieten, ooit gevonden via Google. Het kostuum heeft alles wat ik mooi vind en staat symbool voor het toppunt van de herenmode in die tijd."

Het jasje en vest klaar voor de tweede pas, met gepiqueerde revers, en mouwen in een proefstof (om te kijken of de mouw goed is gesneden en goed hangt).

Modebeeld in de jaren ‘30

"In de jaren 30 was het modebeeld heel atletisch, met brede schouders, volle borst, aansluitende taille en een brede broek. Dit silhouet stond eigenlijk bij ieder type lichaamsbouw mooi en mannelijk. Door de vorm van breed naar smal naar wijd lijkt de drager optisch langer. Iemand van 18, maar ook iemand van 60 ziet er fantastisch uit in zo’n pak. Heel anders dan het huidige modebeeld dat heel jongensachtig is, juist smal en iel. Voor mijn meesterproef wist ik gelijk al dat ik hierop wilde afstuderen".

Technische uitdagingen in herenkleding

"In dit kostuum komen allerlei technische uitdagingen samen met mijn eigen voorliefde voor de jaren 30. Dit type kostuum werd gedragen door de midden- en hogere klasse. Men droeg het naar kantoor maar ook wel informeel. Het zit heel lekker, zo heeft de broek bijvoorbeeld dikke plooien en veel ruimte bij het zitvlak. Dat het niet strak aansloot maakte niet uit want er zat altijd een jasje overheen.

Het vest heeft een sjaalkraag (zoals smokings ook hebben) en een dubbele rij knopen, het jasje een enkele rij. Voor de proef moest ik ook een bijbehorend overhemd maken, met losse boord (zoals gebruikelijk in die tijd) en pochetje, met de hand omgezoomd. De boord is een zogenaamde 'vadermoordenaar' hoog sluitend met omgevouwen hals kantjes".

Bij het overhemd hoort een losse boord, dit type wordt ook wel een 'vadermoordenaar' genoemd.

"Bij de meesterproef word je beoordeeld op alle losse componenten en afwerking. Daarna worden er vragen gesteld, bijvoorbeeld over het type knoop dat ik had gebruikt en waarom ik bij de broek de zomen en zijnaden had afgelockt. En niet, zoals gebruikelijk, met de hand omslingerd of door een zigzag steek afgewerkt. Bij deze keuze had ik twee redenen die ik kon aanvoeren. Ten eerste omdat dit maatpak ook echt gedragen zou gaan worden. Het omslingeren of zigzaggen zou niet veel toevoegen aan de afwerking. Ten tweede kon ik die keuze ook historisch onderbouwen. De eerste lockmachines werden eind 19de eeuw al gepatenteerd en werden in de jaren 30 al door kleermakers gebruikt. Ik bezit zelf een das, gedateerd uit 1927 waarvan het wollen binnenwerk is afgelockt. Ik kon de keuze dus prima verantwoorden, het gebruik van lock-techniek was niet anachronistisch."  

Optisch nadenken: balans tussen kostuum en klant

"Ik werk nu als zelfstandig kleermaker en maak, met name, herenkleding. Daarnaast werk ik bij vintagewinkel Tommy Page en The English Hatter. Ik ben dol op klassieke herenkleding uit de jaren 20-40. Ik verzamel patronen, accessoires en kleding uit de tijd. Die combinatie vind ik leuk. De lol van historisch kleermaken is dat je je moet verdiepen in die tijd, voordat je überhaupt een patroon kan maken. Zo maakte ik voor een klant laatst een Amerikaans herenkostuum uit de jaren 40 voor zijn trouwen. Daarvoor heb ik het patroonteken systeem Coupe Artistiek, gebruikt. Een Nederlands patroontekenboek uit die tijd waarin een Amerikaans colbert staat."  

"Het allerleukste vind ik jasje maken. Veel handwerk en het is het kledingstuk waarmee je de meeste indruk maakt. De beweging zit in iemands bovenlijf en dus komt er veel optisch nadenken bij kijken: hoe zitten de schouders, hoe sluit de boord het mooiste aan."

De broek met ruime plooien en bretels tijdens een van de pasrondes.

"Zeker bij herenkleding uit de jaren 20 en 30 zit er veel flamboyance in de kleding en is er veel variatie in type revers en type knoopsgaten (Franse, Engelse, Italiaanse). Draag je de pantalon met bretels of met riem. Een kostuum werd echt om de klant heen gebouwd, met een strijkbout werd de stof voorbewerkt. Zo werd er bijvoorbeeld extra ruimte ingeperst bij de schouders. Ook de afwerking was heel verfijnd, met kleine steekjes met mooie kwaliteit garen. Na de Tweede Wereldoorlog zie je dat verdwijnen uit de herenkleding."

Het 'plastron' verstevigt de borstpartij in de voorpanden jasje. Opgebouwd uit vier losse delen, met de hand op elkaar gepiqueerd, met extra ruimte bij de schouder (inknippingen). Zorgt dat de arm vrij kan bewegen terwijl het jasje nauw aangesloten blijft

"Voor mijn meesterproef heb ik ook veel gekeken naar foto’s uit de jaren ’30. Dat kijken is heel belangrijk. Dan zie je de achterkant en hoe mensen dergelijke kostuums droegen. Normaliter doet een kleermaker twee pasrondes, maar voor mijn meesterproef heb ik mijn vriend wel vier keer laten passen. In deze tijd van instant mode beseffen veel mensen niet meer hoeveel tijd dingen kosten. Bij Suitsupply kan je een zogenaamd maatpak kopen maar dat is niet echt maatwerk natuurlijk. Dat kan niet voor dat bedrag. Een echt maatpak bouw je om het lichaam van de klant. Een kleermaker zoekt eigenlijk de balans tussen de vorm van het kostuum en de vorm van het lichaam van de klant."

Tom tijdens de diploma uitreiking van de Meesteropleiding Coupeur.

Meer weten?

Volg Tom op Facebook BespokeByTom 

Lees over de reconstructie van Livreien van Jonkheer van Loon door studenten van de Meesteropleiding Coupeur in 2016 waar Tom ook aan mee werkte.

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie

Reactie