To die for, van 19de-eeuws gifgroen naar microplastics nu

1
15 november 2022
Conservator mode & kostuum Kunstmuseum Den Haag

In het voorjaar van 2022 zocht ontwerper Dylan Eno (mymirage.eu @mymirage.eu ) contact met de mode en kostuumafdeling van Kunstmuseum Den Haag.

Voor zijn afstudeerproject aan de Design Academy Eindhoven wilde hij graag een aantal japonnen uit onze collectie komen 3D filmen en fotograferen voor zijn eindexamenproject aldaar. En niet zomaar japonnen; zijn interesse ging speciaal uit naar japonnen waarvan wij weten dat zij arseengroen bevatten, ofwel geverfd zijn met een verfstof waarvan een van de bestandsdelen arsenicum is.

Nou, die hebben we, en meewerken aan een 3D project leek ons ook interessant. Dus zo geschiedde. Dit zijn een paar foto’s achter de schermen bij de opnames, die in april plaatsvonden in Kunstmuseum Den Haag:

Afb.1: Klaar voor de start in de fotostudio, Kunstmuseum Den Haag.

Afb.2: Dylan aan het werk in de fotostudio.

To die for – Film door Dylan Eno

Dylan Eno maakte in totaal opnames van vier japonnen uit de collectie van Kunstmuseum Den Haag. Hij werkte met een techniek waarbij de japonnen rondom stuk voor stuk werden gefotografeerd, waardoor deze beelden hen 3D konden laten zien, laten ronddraaien en zelfs laten zweven. Deze beelden werden vervolgens verwerkt in zijn project, waarvan het resultaat zijn film To die for werd.

Hierin legt Dylan de link tussen het gebruik van arseengroen in de 19de eeuw en mircoplastics nu. Zelf schreef Dylan Eno over deze film: To die for is a film essay by Dylan Eno which takes you on a journey through the Victorian era, a time in which our absurd relation with beauty ideals peaked as we discovered the most beautiful green color imaginable, made from the poisonous metal arsenic. A color to which we consciously fell victim. The power of the fashion industry combined with the fact that it was a green color of which we had never seen such vibrancy before, everyone desired the color. Yet this behavior isn’t as far from our current behavior as we might think. And maybe this obsessive behavior towards beauty ideals defines us as humans?”

“The movie compares the arsenic green color with the current use of microplastics. As two months ago (march 2022) micro-plastics have been discovered for the first time in human blood, we don’t know what harm they will do or what the consequences are, yet still we wear and use objects which release microplastics on a daily basis. Are we willing to give up products which have become such a commodity to us? To which extend is history actually repeating itself?”

Dylan Eno (BA Identity) won onlangs met zijn film To die for de René Smeets Award 2022 uit een selectie van acht genomineerden, die de Design Academy jaarlijks uitreikt. Dylan ontving ontving tijdens de Graduation Show en Award Ceremony een bedrag van € 2.000 en een door DAE-alumna Audrey Large ontworpen trofee.  

Over de groene japonnen

Hoe wisten wij nu zo zeker, dat deze japonnen arsenicum bevatten? In 2012 zocht onderzoeker Joost Mertens contact met de afdeling mode en kostuum van het Kunstmuseum Den Haag. Hij had al meer gepubliceerd over ‘Schweinfurter grün’ en ook het gebruik van loodwit in cosmetica.

Zijn vraag: of wij tarlatan-japonnen geverfd met Schweinfurter grün in de collectie hebben. Heel specifiek beschreef hij een zeegroene tint, die deze japonnen in de jaren 1860 hadden. Samen met hem bekeken we japonnen uit de collectie en selecteerden een (kapotte) baljapon (obj. nr. 0722320) uit ca. 1870-1872, die  al begin jaren 1950 in de collectie is gekomen.

Afb. 4: japon, circa 1870-1872, coll. Kunstmuseum Den Haag, obj. nr. 0722320.

De schenker van deze groene japon schonk ook nog een felroze ballijfje (obj. nr 0722323), evenals een wit japonlijfje (obj. nr. 0722324). De groene japon bestaat uit een avondlijfje en rok van gaas in een feeërieke zeegroene tint. Verdacht, vond Joost Mertens.

Afb. 5: japonlijfje, circa 1870-1872, coll. Kunstmuseum Den Haag, obj. nr. 0722323.

Je kunt zien dat in de japon gefeest en gedanst is, aangezien de rokzoom beschadigingen bevat die daar op duidden. Joost nam een heel klein monster van het materiaal op een plaats van een beschadiging, en wilde deze laten analyseren in een laboratorium. De uitslag van het onderzoek deelde hij met ons:

“Het stukje groen tarlatan-weefsel dat je me hebt meegegeven is onderzocht op het Shell Laboratorium Amsterdam met een analysetechniek die XRF (X-Ray Fluorescence of Röntgenfluorescentie) heet, en wat denk je? Het groen van japon BSC-0127 is arseengroen of, zoals chemici zeggen, koperarseniet. Je begrijpt dat dit voor mij althans een fantastisch resulaat is, want ik begon met te zoeken naar een modeprent, maar nu ben ik in staat een foto te laten zien van een materieel historisch object dat zo'n 140 jaar oud is. Of het voor jou ook zo'n fantastisch resultaat is weet ik niet. Misschien wel in het kader van je eigen onderzoek. Je hebt nu niet alleen loodwit-cosmetica maar ook arseengroene japonnen. Ik geloof niet dat je je extra zorgen moet maken over de veiligheid van object 127, want ik heb gezien dat je deze japon al met de uiterste omzichtigheid behandelt, en waarschijnlijk bewaar je hem in een droge ruimte. Dat is belangrijk, want vocht kan een gevaarlijk luchtje veroorzaken.” (email Joost Mertens, 2012). Uiteraard hebben we ons dit advies ter harte genomen, en de japon nooit met vocht behandeld.

Romantisch mode

De japon is in 2014 opgesteld in een tentoonstelling over mode uit de 19de eeuw in Kunstmuseum Den Haag: Romantische Mode. Omdat we je japon zo min mogelijk wilden laten bewegen, hebben we deze destijds neergelegd in de opstelling. Deze werd getoond tussen andere felgekleurde kledingstukken uit de collectie, geverfd met de moderne anilineverfstoffen.

Op deze tentoonstelling zag Dylan Eno in 2014 voor het eerst de japon met arseengroen, die hij door zijn hoofd bleef spoken tot hij deze in 2022 bij zijn eigen filmproject zou gaan betrekken. 

Afb. 6: de japon in de tentoonstelling Romantische mode (2014).

Afb. 7: Punch, The New Dance of Death: The Arsenic Waltz, 1862.

Daarbij was ook een blow up te zien van de spotprent over arseengroen: ‘The new Dance of Death: the Arsenic Waltz’, gepubliceerd in Punch, 8 februari 1862. Deze werd ook in de tentoonstellingscatalogus opgenomen, samen met een verhaal over de japon en het gebruik van deze gevaarlijke maar modieuze verfstof:  

“Gifgroen. Dansen tot de dood er op volgt: het kon in deze gifgroene baljurk. Onlangs is door wetenschappelijk onderzoek vastgesteld dat deze japon van katoenen tarlatan is geverfd met behulp van het zogenaamde ‘Schweinfurter grün’, ‘emerald green’ of ‘Parijs’ groen’.[1] Al deze poëtische benamingen moesten verbloemen dat de groene verfstof het dodelijke arsenicum bevatte.

In het geval van deze baljapon werd met behulp van röntgenfluorescerentie volop koperarseniet aangetroffen in het weefsel. Destijds was het gebruik van arsenicum voor een kledingtextiel niet eens zo vreemd als dat ons nu lijkt. Het kon nog veel erger in de 19de eeuw.

Snoepgoed, pakpapier - óók dat van etenswaren, behang, lampenkappen, kinderspeelgoed: wanneer het prachtig groen moest zijn, kwam daar vaak arsenicum aan te pas. Regels voor de algemene volksgezondheid waren nog niet collectief ontwikkeld en van geen enkel product hoefde je de ingrediënten prijs te geven.

Het begon allemaal met de chemicus Carl Wilhelm Scheele (1742-1786), die in het laatste kwart van de 18de eeuw experimenteerde met arsenicum in combinatie met koper. Dit had een mooie helgroene kleurstof tot gevolg, die onder andere gebruikt kon worden voor verfpigmenten.

Begin 19de eeuw werd verder geëxperimenteerd met samenstellingen van het pigment koperarseniet voor mooie groene verfstoffen. Deze werden vervolgens ook gebruikt voor gebakjes, lekkernijen en behang. Vanaf de jaren ’20 en ’30 begonnen verschillende ‘hygiënisten’ (medici) zich al zorgen te maken over deze toepassingen van het giftige arsenicum.

Hoe men met de gezondheidsrisico’s omging, kon verschillen per land. In Frankrijk werd gewaarschuwd voor de gevaren, maar men ging er niet over tot harde sancties, zoals in Duitsland wel het geval was.

In Pruisen was sinds 1848 bijvoorbeeld een ordonnantie van kracht tegen het gebruik van koperarseniet in papier en behang.[2] Daardoor kon het gebeuren dat handhavers van deze wet bij mensen thuis het groene behang van de muur kwamen scheuren. Gelukkig maar, want behang met ‘Schweinfurter grün’ had serieuze gezondheidsklachten tot gevolg: hoofdpijn, keelpijn, uitslag, zweren, of zelfs de dood.

In de jaren ’50 en ’60 kwam desondanks de groene verfstof in de mode voor baljaponnen. De kleur is niet zozeer gifgroen, als wel een heel zachte, wat blauwgroene, bijna smaragdgroene tint. Heel geschikt voor romantische feestjaponnen.

De baljaponnen van het wat goedkopere materiaal tarlatan, werden berucht. Juist omdat in dit open weefsel de verfstof niet goed kon doordringen. Dit was gevaarlijk wanneer de verf als een poeder ging verstuiven, bijvoorbeeld tijdens het dansen. Een spotprent uit Punch (1862) toont twee geraamtes, waarvan de vrouw gehuld is in zo’n dodelijke japon. Ook haar danspartner liep gevaar, wanneer hij in contact kwam met de poeder.

Hoewel het risico bekend was en er (ook in Nederland) voor gewaarschuwd werd in de pers, bleef men arsenicum toepassen voor deze feeërieke, zeegroene kleur. De naaisters die met het materiaal werkten, ondervonden er ook gezondheidsproblemen door, evenals de fabrikanten en verkopers ervan. De gifgroene baljurken zouden echter gedurende de hele jaren ’60 nog gedragen worden.

Zelfs in 1878 waarschuwde de Britse arts Pye Henry Chavasse in Advice to a mother nog voor het gevaar van groene kinderkleding: ‘It is injurious to wear a green dress, if the colour have been imparted to it by means of Scheele's green, which is arsenite of copper—a deadly poison. I have known the arsenic to fly off from a green dress in the form of powder, and to produce, in consequence, ill-health.’[3] Op de dansvloer stopte het gifgroene gevaar echter pas echt, toen de kleur uit de mode raakte…”

Nieuw onderzoek

Natuurlijk maakte de uitkomst van het onderzoek van Joost Mertens ons nieuwsgierig of er nog meer kleding in de collectie zou zijn met ‘poisenous green’. In 2015 verscheen de mooie publicatie van Alison Matthews David, Fashion Victims, The Dangers of Dress Past and Present  waarin onder andere over de gevaren van arseengroen wordt verteld.

De tentoonstelling Mode in Kleur (2020) gaf ons opnieuw gelegenheid om onderzoek te doen naar verfstoffen. Hiervoor deed Cesar Rodriguez Salinas, textielrestaurator van Kunstmuseum Den Haag, onderzoek naar het gebruik van arseengroen in een selectie kledingstukken uit de collectie.

Hieronder bevonden zich de japonnen, die Dylan Eno zou gaan filmen. Het onderzoek werd verricht door Cesar Rodriguez Salinas samen met Art Proaño Gaibor en Inez van der Werf, van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).

Inez van der Werf noteerde hierover: “In totaal zijn er vijf groene jurken en japonnen uit de periode 1750-1927 onderzocht met XRF spectroscopie in het restauratieatelier van Kunstmuseum Den Haag. 

In twee van de objecten is met zekerheid arsenicum (As) aangetroffen samen met koper (Cu). Dit duidt op het gebruik van Scheele’s groen (koper(II) arseniet, ontdekt in 1778) of Schweinfurtergroen (koper (II) acetoarseniet Cu (C₂H₃O₂) ₂ · 3Cu (AsO₂) ₂, ontdekt in 1814). 

Het betreft het fluweel van de japon uit 1870-73 (obj. nr. 0322486) en het groene lint van het lijfje van de baljurk uit 1860 (obj. nr. 1066063). Hier is arsenicum ook gevonden in de bruine vlekken op de tule. Hier is ook in alle metingen kobalt aangetroffen, naast vrij grote hoeveelheden kalium.”

Afb. 8: japon, circa 1870-1873, coll. Kunstmuseum Den Haag, obj. nr. 0322486.

Afb. 9: lijfje, circa 1860, coll. Kunstmuseum Den Haag, obj. nr.1066063.

De apparatuur die gebruikt is heet XRF en het onderzoek is uitgevoerd door Inez van der Werf, van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) samen met Art Proaño Gaibor en in samenspraak met Cesar Rodriguez Salinas. Dit onderzoek zal resulteren in een publicatie. Een klein voorproefje van het onderzoek is al hier te lezen.

De uitkomst van het onderzoek was dat deze japonnen inderdaad positief testten op Schweinfurter grün. En toen Dylan Eno kwam met zijn vraag, konden wij hem deze dan ook aanbieden om op een verrassend nieuwe manier via 3D fotografie te presenteren in zijn filmproject.

Het is fascinerend hoeveel gezamenlijk onderzoek, vanuit verschillende disciplines, samen zoveel interessante gegevens aan het licht kan brengen over het verleden, maar ook zoveel inspiratie vandaag de dag kan bieden via nieuwe denkwijzen en technologieën.

Meer weten?

- Blog Laura Broersma: Het gif van de kle­ding­in­du­strie

- Blog Bianca du Mortier: Groen en ge­vaar­lijk: boe­ken over de ge­schie­de­nis van kleur

 

 

[1] Onderzoek door de heer Joost Mertens en de heer Rob van Veen, najaar 2012, waarvoor het Gemeentemuseum Den Haag [nu Kunstmuseum Den Haag] hen zeer erkentelijk is. Zie ook Joost Mertens, Scheele, Schweinfurt, and the Sanitary Police: the fight against copper arsenite green, The Hague 20 May 2012, p. 1; artikel door De Bruin over arseengroen in NRC Handelblad, 22 en 23 december 2012.

[2] Mertens 2012, p. 15.

[3] ‘Gas-light green is a lovely green, and free from all danger, and is fortunately superseding the Scheele's green both in dresses and in worsted work. I should advise my fair reader, when she selects green as her colour, always to choose the gas-light green, and to wear and to use for worsted work no other green besides, unless it be imperial green.’ Pye Henry Chavasse, Advise to a Mother, 1878, no. 327.

Categorie: 

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie

23 nov 2022

Een uitvoerig gesprek met Alison Matthews David, schrijfster van Fashion Victims, in de podcast-reeks The Rest is History (afl. 158)
https://open.spotify.com/episode/037WQOMj9AuG9928XWwidC?si=e93b2145072141f7

Reactie