Het museum dekoloniseren. Mode als tool?

 
4 december 2019
Conservator populaire cultuur en mode Nationaal Museum van Wereldculturen

Afgelopen 14 en 15 november organiseerden we bij het NMVW/RCMC een gezamenlijke workshop met het RCDF ‘Decolonizing Fashion: refashioning objects in the ethnographic museum’. Leuk he, die afkortingen!

Nationaal Museum van Wereldculturen is beter bekend als Tropenmuseum, Museum Volkenkunde, Afrika Museum en daarbij hoort nog het Wereldmuseum. Het RCMC is het onderzoekscentrum van dit museum, en organiseert spraakmakende conferenties en debatten over o.a. antropologische musea en materiele cultuur uit de hele wereld. ‘Decolonizing the museum’ staat hier doorgaand op de agenda, en zo nu weer.

Over dekolonisatie

Sinds 2015 heeft NMVW een conservator populaire cultuur en mode. Het is het enige ‘volkenkundige’ museum ter wereld dat zo’n post kent. Het invoeren van de functie kan gezien worden als een stap tot dekolonisering van het museum, het laten horen van andere kanten van verhalen dan de overwegend witte die er vooralsnog de boventoon voeren. Waar voorheen kleding in een etnografisch museum bestempeld werd als dracht of kostuum, is het invoeren van concepten als mode met betrekking tot die kleding een poging tot een stap in de richting tot gelijkheid, hoewel… Zie verder.

De workshop had als voornaamste doel kennisuitwisseling en het bouwen van een netwerk van mensen die mode en kleding een belangrijke rol toekennen in dit proces. We bezochten het depot, vroegen om provocaties en discussieerden. Er werd zoals vaker gesproken over diversiteit in stemmen, inherent racisme en de mogelijke onmogelijkheid van een oorspronkelijk koloniaal instituut als een museum tot het verkrijgen van een juiste balans. Maar ook nieuwe aspecten kwamen aan bod.

Verschillende perspectieven

Van kleine ideeën, tot concrete tentoonstellingsvoorstellen vlogen langszij. Zo ook kritische noten over de mogelijkheid überhaupt tot het gebruiken van een westers concept als mode, voor het beschrijven en vooral ondersteunen van dekolonisatie, zoals uitgesproken door professor Rolando Vazquez. Ook Carol Tulloch, auteur van o.a. Black Style (2004) en The Birth of Cool (2016), sprak over haar twijfel in het gebruik van mode als term; ze gebruikt liever ‘style’, en zoekt naar het individu dat de eigen stijl vormgeeft, het self-fashioning. Zij is vooral geïnteresseerd in de gedeelde verhalen in objecten als textiel en kleding.

Amerikazaal anno nu, Museum Volkenkunde.

Riley Kucheran, een jonge professor in Corporate Fashion and Entrepreneurship, en half Ojibwe (First Nations) uit Canada, vroeg zich af of we terug moeten naar het belang van het land en de natuur bij het maken van voorwerpen, dus ook kleding en mode. Hij vertelde over hoe hij de Amerika zaal van museum Volkenkunde betrad en een schok kreeg; al die belangrijke voorwerpen, levende voorwerpen, die letterlijk aan het stikken waren in hun vitrines, ‘clinging to life’. Een heel andere manier van naar voorwerpen kijken en ervaren dan we in Nederland gewend zijn.

Kimberley Jenkins, een Afro-Amerikaanse onderzoeker en consultant in de socio-culturele aspecten van het dragen van kleding, ze cureerde o.a. een tentoonstelling rond ‘fashion and race’, vertelde over de emotionele ervaring bij dekoloniseringsprocessen. Ze vindt dat deze uiterst emotionele belevingen onderdeel moeten zijn van een tentoonstelling. Er moet ruimte gemaakt worden door gevestigde organisaties en hun staf voor andere stemmen en experts. Een mooi voorbeeld van meerstemmigheid bleek tijdens het depotbezoek, toen onze (mannelijke) conservator Zuidelijk Afrika een foto met haar bekeek van een Mangbetu vrouw.

Mangbetu-vrouw in lokale mode, 1923-1937, Kinshasa, DRC, inv. nr.: RV-A162-46, Foto: Casimir Zagourski

Waar voor hem het koloniale verhaal van een witte mannelijke fotograaf centraal stond, zag Jenkins juist de individuele vrouw zelf die zichzelf op haar manier met veel werk had vormgegeven. Zij ziet dit als iets dat mensen met elkaar verbindt: het stylen van de zelf.

Tentoonstellingsmaker en verzamelaar Peter Lee kwam uit een heel andere hoek. Hij werkt voornamelijk in Singapore, en toonde hoe voor Aziaten een heel andere wereldorde te voorschijnkomt via mode. Sarung kebaya, in Nederland meestal beschreven als lokale dracht uit Indonesië, beschrijft hij vanzelfsprekend vanuit ontwikkelingen en veranderingen in stijl, materiaal en vorm - wat wij hier ook als mode zouden herkennen. Tijdens zijn onderzoek ontdekte hij vooral dat er steeds voorbeelden zijn die dat wat je als waarheid ziet, of wat je denkt te kunnen generaliseren, weer tenietdoen. Oftewel, er zijn zoveel uitzonderingen op de norm, dat er eigenlijk geen sprake is van norm; hybriditeit is de norm.

Uiteindelijk heeft de workshop tot nieuwe verbintenissen en inzichten geleid: over het belang van emotioneel en sympathisch werken, over de altijd weer problematische vertaling van culturele concepten, en over inconsistentie in wat we dachten dat we begrepen. Complexe materie dus. Kun je het nog volgen?

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie

Reactie