Herinnerd in een misgewaad: een robe á la française voor de kerk

 
8 oktober 2021
Docent Textielrestauratie

In een vorig blog vertelde ik over mijn promotieonderzoek naar achttiende-eeuwse wereldlijke kleding waarvan de zijden stof werd hergebruikt in kerkgewaden. De kleding was geschonken door rijke katholieke dames. Dit nieuwe blog gaat over de waarde van de kleding.

Waarom schenken?

Als burgerkleding werd hergebruikt in misgewaden waren de stoffen waarschijnlijk kostbaar en van uitstekende kwaliteit. Voor de kerk was immers alleen het beste goed genoeg. Sterker nog, geestelijken vonden het maar niets als de priestergewaden voor de eredienst van mindere kwaliteit waren dan de kleding die de gelovigen zelf droegen.

Afb. 1: Een galant gezelschap in een schuilkerk. Ets door Casper Jacobsz. Philips, naar een tekening van Hendrik Keun (28,3 x 37,3), 1769. Rijksmuseum Amsterdam.

Kleding maakt de man én de vrouw

In de achttiende-eeuwse maatschappij was kleding een belangrijke en onmisbare sociale marker: vermogen en maatschappelijke posities waren eraan af te lezen. Het is daarom niet verwonderlijk dat mannen en vrouwen in hoge mate hun identiteit ontleenden aan de kleding die ze droegen. Men was het aan zijn stand verplicht om in 'zondagse' kleding naar de kerk te gaan. De elite droeg dan zijde.

Wie kon zich zijden kleding veroorloven?

Zijden stoffen, met hun bijzondere uitstraling en dure voorkomen, waren voorbehouden aan de regentenklasse en rijke kooplieden. Zijden kleding was kostbaar. Uit boedelbeschrijvingen en testamenten blijkt dat alleen de allerrijksten meerdere japonnen van dit materiaal in bezit hadden. Zij konden het zich immers veroorloven en waren het bovendien aan hun stand verplicht.

De ‘mooiste japon’ die per testament aan een kerk werd nagelaten zal dan ook een bijzondere waarde voor de schenkster hebben gehad. De japon stond voor haar immers symbool voor haar persoonlijkheid en maatschappelijke positie. En daarmee wenste ze ook na haar dood herinnerd te worden.

Hoe die japon er in al zijn rijkdom uitzag is achteraf moeilijk vast te stellen. Over het model is meer bekend, dit was de wijde robe à la française, waarin vele meters stof verwerkt zaten.

Afb. 2: Interieur met theedrinkend gezelschap. De dames zijn gekleed in zijden japonnen, het dienstmeisje in een rok met jak. Nicolaes Aartman; penseel in waterverf (11 x 17,2 cm), ca.1760. Rijksmuseum Amsterdam.

Japonnen versus rokken en jakken

In het dagelijks leven droegen de meeste vrouwen losse jakken en rokken, die mogelijk ook van zijde waren. Bij gelegenheden buitenshuis, zoals een visite, feestelijke gebeurtenissen of een kerkbezoek, droeg de vrouw uit de gegoede burgerij echter een robe à la française van zijde. Een dergelijke japon werd vaak jaren achtereen gedragen en telkens aangepast aan de heersende mode.

Men voegde nieuwe kanten en volants toe, of liet de stof verven en de snit aanpassen. Er zijn fraaie beschrijvingen bekend van welgestelde vrouwen en zelfs van hofdames waarin deze praktijk van vermakingen is vastgelegd.

Afb. 3: Interieur van een stoffenwinkel waar ook galanterieën worden verkocht. M. Diderot et M. d'Alembert , Encyclopédie ou dictionnaire raisonné des sciences, des arts et des metiers, 1751-1772. Rijksmuseum Amsterdam.

Wie het breed heeft, laat het breed hangen

De prijs van een japon kon enorm variëren afhankelijk van de gelegenheid waarop deze gedragen werd. Kleding voor een huwelijk of een bal aan het hof, vroegen om duurdere materialen dan een japon voor een visite buiten de deur. De versieringen en de accessoires, zoals kanten, galonnen en passementen, konden de kosten enorm opdrijven.

Voor een robe à la française was ongeveer 20 el (ca. 13,8 m) stof nodig. Stoffen van zijden fluweel en stoffen met goud- en zilverdraad waren het duurst, tot wel 20 gulden per el of meer. De luxe stof voor een enkele robe kon daarmee meer kosten dan een ambachtsman per jaar verdiende.[1]

Kasboeken zijn belangrijke bronnen voor informatie over maakloon en materialen. Zo is in een journaal uit 1755 te lezen dat een adellijke dame respectievelijk 39 en 38 gulden uitgaf aan de stof voor twee japonnen voor haar dochters. De naaister verdiende een paar gulden om de japonnen in elkaar te zetten.[2]

Afb. 4: Rekening uit 1740 van naaister Aghie Zeewijck aan Pieter Merkman. Voor de echtgenote van Merkman werd een ‘swart kleet’ en een damasten japon gemaakt voor 3 gulden per stuk. Daarnaast ook een ‘Engelse van sist [sits]’ voor 2 gulden. Met het verschot wordt het naaigarnituur bedoeld. Noord-Hollands Archief.

Een gulden voor een dag werk was een gangbaar loon voor een ambachtsman of vrouw uit die tijd. Als je bedenkt hoeveel meter stof er in een robe à la française is verwerkt, is het bijna onbegrijpelijk dat een dergelijke robe in slechts enkele dagen in elkaar genaaid werd. Dit gebeurde vanzelfsprekend met de hand, dus zonder naaimachine. Die kwam pas halverwege de negentiende eeuw in gebruik.

Kledingschenking aan de katholieke kerk

Wie zich het kon veroorloven om één of zelfs meerdere zijden japonnen aan een kerk na te laten gaf daarmee een duidelijk signaal af: de schenkster was van stand. Het is intrigerend dat de vrouw geen nieuwe stof aan de kerk gaf, maar expliciet een gedragen japon. Een persoonlijker geschenk is bijna niet denkbaar. Daar had ze kennelijk een bedoeling mee: ze wilde herinnerd worden.

De parochianen zullen de stof herkend hebben, de devote schenkster had de mooie japon immers regelmatig gedragen bij het bijwonen van de mis tijdens hoogtijdagen. De misgewaden die van de stof gemaakt waren kon de herinnering aan de schenkster nog jaren na haar overlijden in de gedachten en gebeden van de gelovigen laten voortleven. Door de naaisporen die zijn achtergebleven in de stof van menig achttiende-eeuws misgewaad zijn wij ook vandaag de dag nog getuige van die laatste wens.

Afb. 5: Detail van een misgewaad (dalmatiek) met duidelijk zichtbare vouwen en pseudo-naden die wijzen op hergebruikte stof, achttiende eeuw. Zijde, goud- en zilverdraad, zilvergalon. Sint-Michaëlkerk, Thorn.

 


[1] Een timmerman verdiende in de achttiende eeuw ongeveer 300 gulden per jaar.

[2] Archief Huis de Cannenburch, 1406-1881, Het Gelders Archief, toegangsnr. 0407; journaal van inkomsten en uitgaven van Anna Margaretha van Renesse, echtgenote van Frederik Johan van Isendoorn à Blois.

Hoofdbeeld: Ruben de Heer

Categorie: 

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie

Reactie