Deken

 

2012-14 Woman's wearing blanket; wool, dye; 128 x 95 cm.; ca. 1875-1880. The wefts of this wearing blanket are of handspun black, green and indigo blue, handspun carded gray; the red yarn is...

Doorzoek de website met tags
Objectnummer
RV-2012-14
Instelling
Stichting Nationaal Museum van Wereldculturen
Periode
1880-1888
Herkomst
Arizona

2012-14 Woman's wearing blanket; wool, dye; 128 x 95 cm.; ca. 1875-1880. The wefts of this wearing blanket are of handspun black, green and indigo blue, handspun carded gray; the red yarn is three-ply S-Z spun, the green yarn is three-ply Z-s spun, probably aniline dyed; the recarded raveled red is two-ply Z-S spun; the edge cords are one blue and one green each and two-ply Z-S spun. The slit in the center of this textile may have been cut after wearing in order to use it as a poncho. Ponchos effectively leave the wearer's arms free and are well suited for horsemen. This style was termed a woman's wearing blanket by early dealers. First produced in the 1860s and 1870s the pattern is similar to the more famous chief's blanket, that is they are wider than they are long and have three horizontal bands with subordinate stripes, bars or crosses (Whitaker 2002:92). The major difference between the man and woman's blanket is the color and width of the stripes between the three bands of design: black and white in the former and narrow gray and black in the latter. There is no evidence that this style was made or worn exclusively by women although they are generally smaller in size than the chief's blanket. The chief's blanket was probably developed as a trade item for the Utes who lived in the mountains north of the Navajos. They became a popular trade item throughout the Plains tribes especially with the Cheyennes and many early paintings show them on women rather than men (Wheat 1976; Berlant and Kahlenberg 1977:64-66,122-125; Bennett 1981; Whitaker 1981; Rodee 1987:127-129; Whitaker 2002:67,92; Notarnicola 2005). Broad bands and alternating stripes were harmonious with Plains aesthetics. Navajo textiel. Nadat de Pueblo Indianen in 1680 tegen de Spaanse overheersers rebelleer-den, sloten velen zich uit angst voor represailles bij de Navajos aan, hetgeen tot verdere overname van cultuurelementen leidde. De schapenteelt, het spinnen van wol en het weven van dekens door Navajos dateren uit de zeventiende eeuw en werden zowel geleerd door intertribale handelscontacten als door de opname van Pueblo slaven en vluchtelingen. Over een periode van drie en een halve eeuw hebben de Navajo dekens geweven. De kunst-historici onderscheiden een aantal stijlperioden die in be-langrijke mate werden bepaald door historische gebeurtenissen: de Klassieke periode (Classic: 1650-1865), de Overgangs-periode (Transitional: 1865-1895) en de Kledenperiode (Rug: 1895-heden). Aangezien de Navajos oorspronkelijk jagers, verzamelaars en krijgers waren, werd het weven als huishoudstaak beschouwd en aan de vrouwen toebedeeld. Bij de Pueblos waren het de mannen die achter het weefgetouw zaten terwijl bij de Zunis beide sexen dit werk deden. Volgens de Navajo-legende had Spider Man hen getoond hoe een weefgetouw gemaakt moest worden en had Spider Woman de vrouwen geleerd hoe zij het moesten gebruiken. Aanvankelijk bepaalde alleen de eigen behoefte de productie van dekens. Het intertribale en interetnische handelsverkeer van de Navajos expandeerde in de achttiende eeuw en de dekens werden steeds belangrijker als handelswaar. Hun kwaliteit die tot uitdrukking kwam in esthetiek en duurzaamheid, vaak zelfs waterdichtheid van het weefsel, werd door anderen erkend. Pueblos, Utes, Apaches en Comanches verwierven dekens via ruilhandel en ook Spanjaarden en Mexicanen kochten dekens met geld of westerse handelswaar. In de achttiende eeuw vervaagde het onderscheid tussen Navajo en Pueblo weefwerk. Behalve dekens, serapes (lange schouder-mantels volgens Spaans model) en mantas (traditionele brede omslagdoeken of shawls) werden ook hemden, lendendoeken en gordels geweven. Daarnaast werden veel zadeldekens geweven die van een iets kleiner formaat zijn en soms als “kinderdekens” zijn aangeduid.. Behalve van natuurlijke kleurstoffen maakte men gebruik van het door de Spanjaarden geïntroduceerde indi-go. Het terras-patroon van driehoeken en ruiten was een van de stilistische kenmerken van dekens uit de Klassieke periode. Veel dekens vertoon-den een eenvoudiger gestreept patroon. Een dergelijke deken met een toegevoegd blok-, balk- of ruitmotief maar van uiterst hoge kwaliteit was de "chief blanket", zo genoemd vanwege de kwaliteit en de waarde ervan en omdat het bezit ervan bijdroeg aan de status van de drager. Na verloop van tijd ontwikkelden de balkvormen zich tot ruiten en werd het strepenpatroon naar de achtergrond verdrongen. Spanjaarden namen tijdens strafexpedities soms Navajos gevangen en zij werden als slaven tewerk gesteld in Spaanse huishoudens in de nederzettingen langs de Rio Grande. De Navajos die zich toelegden op weven, vermengden Spaanse en Navajo-elementen in hun dekens die als “slavendekens” worden aangeduid. In de periode van het Mexicaans tussenbestuur die van 1821 tot 1848 duurde werden kleuren en vormen van Navajo dekens beïnvloed door weefwerk uit Mexico dat veelkleuriger was en meer com-plexe motieven vertoonde. In de Spaanse tijd was Santa Fe het knooppunt van handel in het Zuidwesten en goederen, waaronder Navajo dekens, werden van hier uit over land naar Mexico getransporteerd. Na de pacificatie van de Utes en Comanches door de Spanjaarden in het eerste decennium van de negentiende eeuw kon het handels-verkeer in het Zuidwesten zich uitbreiden en intensiveren. Navajo dekens werden door het intertribaal handelsverkeer over een steeds groter gebied verspreid en bereikten zelfs de centrale Plains. Toen de Amerikanen vanuit het oosten over de Plains komend in 1821 Santa Fe bereikten en in 1848 het gezag overnamen, maakte de stad door de handel een nieuwe bloeiperi-ode door en werd de afzetmarkt voor Indiaanse. De plotselinge toevloed van nieuwe kolonisten leidde tot Indiaans verzet en de Navajos vielen nederzettingen in de Rio Grande Valley aan. In 1863 ondernam kolonel Kit Carson een strafexpeditie tegen de stam en dreef 8000 mensen tezamen waarna zij gedeporteerd werden naar Bosque Redondo bij Fort Sumner in centraal New Mexico. In het begin van deze overgangsperiode maakten de Indianen kennis met industrieel geproduceerde wollen en katoe-nen garens die geleidelijk aan de eigen gesponnen wollen garens gingen vervangen. De nieuwe garens boden ook een breder kleurenscala dan de met natuurlijke verfstoffen behandelde gesponnen wol. De anilineverven werden ook gebruikt om de eigen handgesponnen garens te kleuren. Nieuwe patronen werden toegepast, waaronder kruisen, zigzaglijnen, e.d. De in ge-kleurde smalle strepen uitgevoerde "Moki" dekens wonnen aan populariteit, evenals het door Mexicaanse dekens geïnspireerde "Saltillo"-patroon dat werd gekenmerkt door geserreerde ruiten en borders. Wanneer dit geserreerd en repetitief patroon in felle kleuren werd uitgevoerd had het oog moeite om vat te krijgen op het patroon en sprak men van "eye-dazzlers" vanwege het optisch effect. De traditionele Navajo kleding werd geleidelijk vervangen door kleding en dekens van westerse makelij maar Indiaanse wollen dekens bleef men dragen. In 1868 mochten de Navajos weer naar hun moederland op het Colorado Plateau terugkeren waar een reservaat voor hen was aangewezen. Het weven van dekens onderging ook op het reservaat nieuwe invloeden. Dekens die tot dan toe waren geweven vertoonden vrijwel alleen geometrische patronen. Nu verschenen ook natu-ralistische elementen zoals bloemen, dieren en menselijke figuurtjes. Omdat de Santa Fe Railroad veel indruk op de Indianen maakte werden ook treinen als motief opgenomen. Deze categorie dekens noemt men "pictorial rugs". Na 1890 motiveer-den handelaren de Navajos om patronen, kleuren en formaten van dekens aan te passen aan de smaak en behoefte van blanken zodat hun afzet vergroot kon worden. Vooral Lorenzo Hubbell in Ganado en J.B. Moore in Crystal namen initiatieven op dat gebied. Dat leidde onder andere tot het weven van "rugs", vloer-, wand- en tafelkleden, en overname van motieven die men op tapijten met Oosterse patronen zag. Verticale composities van patronen en borders werden ook overgenomen. In het gebied van de Two Gray Hills handelspost werden dergelijke kleden in neutrale kleuren van zelfgesponnen wol geweven. Vanaf eind tachtiger jaren leverden de handelsposten garens die in Germantown in staat Pennsylvania werden gemaakt omdat hun kwaliteit het beste was. Ook anilineverven met een breder kleurenscala, waaronder pasteltinten, werden aangeboden. Regionale stijlen begonnen zich te ontwikkelen op basis van materiaal, patronen en kleuren. Verschillen in kwaliteit werden bepaald door de doelgroep voor de dekens. Aan massapro-ducten voor leger en toeristen werden minder hoge eisen ge-steld dan aan productie voor eigen gebruik. De hoogste kwali-teitseisen werden gesteld aan dekens die dienden ter onder-streping van de eigen status en stukken die bestemd waren voor verzamelaars en musea. Vanaf 1910 werden op "pictorial rugs" ook Navajo goden, zogenaamde "yeis" afgebeeld, ondanks het taboe daarop. De ontwerpen waren afgeleid van zandschilderingen die medi-cijnmannen maakten tijdens ceremonies. Blanken beschouwden deze "yei"-dekens als authentiek en de vraag ernaar nam in de loop der jaren steeds verder toe. Vooral in het gebied rond Shiprock werden deze dekens als eerste geweven. Na 1919 vond een renaissance van het traditionele ambacht plaats en men spreekt van een periode van "revival". De stimu-lans tot het gebruik van handgesponnen wol, traditionele patronen en natuurlijke verfstoffen kwam van Cozy McSparron, de eigenaar van de Chinle handelspost, en Mary Cabot Wheel-wright, een rijke filantrope die in Santa Fe een museum stichtte. In de loop der jaren begonnen steeds meer Navajos op traditionele wijze hun dekens te produceren. De vraag van blanke toeristen en verzamelaars veranderde in diezelfde periode. Men verlangde minder aan westerse smaak aangepaste kleden en hechtte meer waarde aan etnische authenticiteit. Op het Navajo reservaat treft men zowel in hogans als daarbui-ten nog vele weefgetouwen aan waaraan door de vrouwen wordt gewerkt. Het maken van kleden voor eigen gebruik wordt geïnspireerd door culturele tradities die weliswaar veranderin-gen hebben ondergaan in de loop der eeuwen, maar toch tot op de dag van vandaag levend zijn gebleven. De productie voor de blanken, hetzij kwaliteitskleden voor de kunstmarkt en verzamelaars, hetzij eenvoudige kleden voor de toeristenindustrie, wordt ingegeven door het economisch belang, aangezien op het woes-tijnachtige Colorado Plateau weinig mogelijkheden bestaan voor werk en inkomen. (PH, 2000)

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie

Reactie