Omslagdoek (manta)

 

362-186 Woman's blanket or manta; wool; 98 x 86 cm.; ca. 1870-1880; Mantas were woven in various types by the Hopis: the white cotton wedding manta, the white cotton manta with embroidered...

Objectnummer
RV-362-186
Instelling
Stichting Nationaal Museum van Wereldculturen
Periode
1870-1880
Herkomst
New Mexico

362-186 Woman's blanket or manta; wool; 98 x 86 cm.; ca. 1870-1880; Mantas were woven in various types by the Hopis: the white cotton wedding manta, the white cotton manta with embroidered borders, and the white manta with blue and red borders. These could be worn as shoulder blankets or dresses. The type of manta with colored borders in Ten Kate's collection is often referred to as maiden's shawl, suggesting that it was worn only by unmarried women. However, such a manta was part of the wedding garments of Hopi women and could be worn over daily dress and on ceremonial occasions. Women wear this type of blanket or shawl at the occasion of the Maraw, Owaqol and Lakon ceremonies, but male chiefs and kachina dancers can don these garments too on ceremonial occasions, also when representing male kachinas (Hough 1915:84; 1919:249-250; Bartlett 1949:2; Fox 1978:50-52; Wright 1979:17; Kent 1983:61-62; Whitaker 2002:370). The Hopis call these mantas atü'ü, "white blanket" (Stephen 1936:272,515,1204). These are of two types: woven from white wool with a broad blue or red woolen border at the long sides, or woven from white cotton with a border of dark indigo blue or red wool at the long sides, often with two or three narrow red stripes adjacent on the white background. About the manta collected by Ten Kate, Marian Rodee (1992) noted: "warps are of handspun white, and the wefts of handspun natural white and natural dark brown wool, the latter probably overdyed to enhance the color; three-ply aniline or perhaps cochineal yarn; edge cords are two two-ply Z-S spun dark brown handspun wool" (cf. Rodee 1977:120). 362-186, 187; 674-3, 6 Hopi textiles During the Pueblo I period (900-1100), the Anasazi ancestors of the Hopis, Zunis, and Rio Grande Pueblos began cultivating a native species of cotton, Gossypium hopi, that was well adapted to the altitude and semi-arid climate of the Colorado Plateau. It was used to weave garments, varying from breechcloths, shirts, and sashes to kilts, shawls, dresses, and belts, and especially the Hopis developed into accomplished cotton growers and weavers, trading their textiles with neighboring tribes (Kent 1957, 1983a; Teague 1998). After the Spanish introduced sheep into the Southwest in the early 17th century, textiles of wool were woven by Pueblo men and increasingly replaced clothing from animal skin. Typical woven items dress included mantas (shoulder and dress blankets), shirts, kilts, belts, sashes, breechcloths, leggings, garters, and headbands. Cotton garments became increasingly associated with ceremonial occasions, except for white cotton pants that were commonly worn by the men. Hopi men did the spinning and worked the traditional upright looms in the kivas. The Hopis went to great lengths to assure the quality of their textiles. Thorough carding and spinning resulted in a strong yarn that was twisted evenly with a spindle. The yarn was sometimes finished by smoothing it with a corncob. Different types of weaving and cording were mastered, and could occur in the same textile (Stevenson 1884:plate 44; Hough 1915:84-86; Colton 1931:4-5; Bartlett 1949; Kent 1983:9-13,33-38). Cotton and wool were initially dyed with a variety of natural pigments, derived from minerals and plants. To assure the effective connection between the fabric and dye, and render the yarns color proof, a variety of mordents were used, including alum, limonite, rock salt, copper carbonate, tannic acid, human urine, sheep manure, and smoke (Hough 1919:235,252-255; Colton 1965; Kent 1983:31-34). The Spanish introduced indigo and lac dyes, and commercial cloth, the bayeta variety of which was often raveled for the red yarn to be reused in Hopi textiles (Kent 1983:29-30). In 1848 the United States wrested control of the Southwest from Mexico, and from 1875 the amount of industrially produced textiles, commercial wool (Germantown) yarns, cotton string, and aniline dyes arriving by way of the Santa Fe Trail steadily increased. The arrival of the railroad accelerated the import of such western trade goods, and traditional weaving among the Hopis, Zunis, and Rio Grande Pueblos declined as a result (Kent 1983:14-19). (Hovens 2008-09) Ceremoniële schouderdeken van witte wol met donkerblauwe randen aan de lengte-zijde en daarnaast drie rode strepen. De deken werd om de schouders gedragen, met name tijdens ceremoniële gebeurtenissen, door vrouwen, hoofden en kachina-dansers. De deken wordt vaak als "meisjes-shawl" (maiden shawl) aangeduid omdat omgehuwde Hopi-meisjes deze tot hun huwelijk droegen. In de dertiger jaren raakte deze gewoonte in onbruik. De Hopi noemen de deken "atü.ü" (witte deken). Pueblo textiel. Het weven van textiel kent in het Zuidwesten een lange voorgeschiedenis. Rond het begin van de Christelijke jaartelling werd vanuit Mexico katoen geïntroduceerd. De daaruit gesponnen draden werden op de hand geweven ("finger-weave"). Omstreeks 800 na Chr. Werd het verticale het weefgetouw overgenomen waarna grotere stukken textiel konden worden geproduceerd. Sinds 1100 werden stoffen voorzien van borduurwerk. In de zestiende eeuw maakten Pueblo wevers en Zuni weefsters katoenen hemden, omslagdoeken, shawls, lenden-doeken, kilts en gordels. De katoenen kledingstukken werden vaak in een bad met minerale of plantaardige kleurstof geverfd. Ook werden versieringen aangebracht door middel van borduurwerk. In de zeventiende eeuw introduceerden de Spanjaarden schapen, wolspinnerij, westerse weefgetouwen en nieuwe natuurlijke verfstoffen, waaronder indigo en cochenille. Dekens en "ser-apes" (omslagdoeken) waren nieuwe producten die de blanken meebrachten en als voorbeelden ter navolging diende voor Indiaanse wevers. Bij de Pueblos waren het de mannen die aan het weefgetouw werkten, met uitzondering van de Zunis waar de vrouwen dit deden. Zowel katoenen als wollen textiel werd geweven. De schapenteelt, het spinnen van wol en het weven van dekens door Navajos dateren uit de zeventiende eeuw en werden zowel geleerd door intertribale handelscontacten als door de opname van Pueblo slaven en vluchtelingen. In de achttiende eeuw vervaagde het onderscheid tussen Navajo en Pueblo weefwerk. Behalve dekens, serapes (schouder-mantels volgens Spaans model) en mantas (traditionele brede omslagdoeken of shawls) werden ook hemden, lendedoeken en gordels geweven. Door de introductie van westerse handelsartikelen raakte de Pueblo weeftraditie in verval. De productie werd beperkt tot enkele stukken ceremoniële kleding en accessoires. De Hopis zijn op bescheiden schaal blijven weven en verhandelen hun producten met hun Pueblo buren in het oosten en zuiden. Enkele kenmerden Pueblo textilia zijn: - de gewone manta; dit is een rechthoekige donkerkleurige doek die als shawl of omslagdoek wordt gedragen, maar aaneengenaaid ook als boven- en onderkleding (hemd en rok) dient; andere mantas waren overwegend wit en voorzien van een rode, donkerblauwe of zwarte randen aan de boven- en onderzijde; - de bruidsmanta; eveneens een rechthoekige maar witte omslagdoek die de bruidegom aanbiedt aan de bruid, gewikkeld in een rieten mat; later werd de boven- en benedenrand borduurd; - "serapes" of dekens, meestal voorzien van gekleurde banden, een Spaanse introductie, en gebruikt als kleding en beddegoed; - kilts; rechthoekige witte doeken, voorzien van borduurwerk aan de zomen; - sjerpen; hun kenmerk is dat zij op zodanig zijn geweven dat de oppervlakte geborduurd lijkt; in feite betreft het een weeftechniek die "Hopi brocade" wordt genoemd; het patroon dat daarin domineert is mogelijk een gestileerde Breedgezicht-kachina waarbij de twee ruiten de ogen voorstellen en de rij getande figuurtjes daaronder de mond het tanden; deze werden meestal door de mannen afhangend aan een riem langs de rechterheup gedragen; soms werden ze dwars over het bovenlichaam als sjerp gedragen; in andere gevallen als heupdoek; - gordels die om de heup worden gedragen of om de knieën.

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie

Reactie