Min of meer vierkant restant van een quechquemitl, geweven met een heupweefgetouw. Techniek: kettingrips. Ketting bestaat uit fijne paarse fabriekszijde en fijne witte en blauwe fabriekskatoen,...
Min of meer vierkant restant van een quechquemitl, geweven met een heupweefgetouw. Techniek: kettingrips. Ketting bestaat uit fijne paarse fabriekszijde en fijne witte en blauwe fabriekskatoen, gedeeltelijk in afbindtechniek (ikat) geverfd ; voor de inslag is blauwe katoen gebruikt. Decoratie bestaat uit een patroon van evenwijdige bredere en smallere strepen, deels gevormd door solide kleuren, deels gevuld met geometrische, S-vormige en gestileerde florale motieven. In het weefsel is één zelfkant in de inslagrichting en één zelfkant in de kettingrichting aanwezig (franjes gevormd met doorlopende kettingdraden).
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie