Hoofddoek

Hoofddeksel, geknoopt van een rechthoekige lap paarse katoen met een brede gebloemde rand. Door middel van de knoopwijze van de anjisa konden de vrijgekomen slaven elkaar bepaalde wenken of mededelingen doen. Deze anjisa heeft aan de voorzijde drie brede plooien. Aan de achterzijde is er een soort rozet gevouwen waardoor het bloemmotief van de rand van de stof is te zien. De bloemenrand is in de kleuren rood, wit en paars. De vier punten van de stof zijn met een kopspeld aan elkaar vast- gezet en steken boven de bolling van het hoofddeksel uit. Door het stijfsel waarmee de stof bewerkt is blijft de doek in model.