Zadeldeken

 

674-4 Striped wearing blanket; l. 120.5 cm., w. 92 cm.; wool; ca. 1870-1880. Traditionally the Zunis made blankets from the skins of rabbits and lynxes, and from buffalo hides they obtained in...

Doorzoek de website met tags
Objectnummer
RV-674-4
Instelling
Stichting Nationaal Museum van Wereldculturen
Periode
1880-1888
Herkomst
Zuni

674-4 Striped wearing blanket; l. 120.5 cm., w. 92 cm.; wool; ca. 1870-1880. Traditionally the Zunis made blankets from the skins of rabbits and lynxes, and from buffalo hides they obtained in trade from tribes further east. In prehistoric times the Hopis supplied their southern neighbors with cotton garments, although some cotton growing and weaving took place at Zuni. Spanish and Mexican woolen blankets replaced these traditional specimens, and the Zunis began copying these textiles in a loose weave, producing a variety of plain and striped wearing blankets (Kent 1983:44,49; Fane 1991:132-133). However, blanket weaving remained limited at Zuni, not in the least because of the mushrooming Navajo supply. On his first expedition in 1879 Colonel James Stevenson (1883:373-374) collected 25 blankets in Zuni, almost all of Navajo manufacture. In 1881 he acquired not a single textile at Zuni, but several looms, loom parts, and weaving implements (Stevenson 1884:580-581). Of this specimen Marian Rodee's (1992) noted: "weft of handspun natural white, dark brown, indigo blue and indigo/rabbitbrush yellow green; red re-carded raveled single ply material; two edge cords of two-ply Z-S spun re-carded raveled red; edge tassels unusual in that two are orange and two purple red; a good example of the more loosely tied tassels used by Pueblo weavers; the stripes outlined with another color look more Zuni than Hopi; the young twigs and flowers of the rabbit brush which blooms in late summer and early fall produces a good dye and when over-dyed with blue it produces a good green." 362-155, 674-3,4,5,6 Zuni weaving Zuni Pueblo is exceptional in that in historic times women rather than men sat at the loom, although the latter were not excluded from weaving. The major textile made at Zuni was the woman's blanket or shawl with embroidered borders, woven from native cotton. Men's dance kilts follow the same pattern. Wool was used for a great variety of daily, festive and ceremonial dress items. Traditional dyes for yarn included a yellow from thistles (Circium sp.) or rabbit-weed (Bigelovia), a brownish red from tickseed (Coreopsis) flowers, and black from the bark of sumac (Rhus). For mordant alum was locally available. Many black blankets were woven for men and worn wile participating in and observing ceremonies. Used as shrouds for people to be buried in, they disappeared in the 1880s. Striped blankets, often with a white foundation, were the other main type. These tend to be less elongated and a bit more square that those of other Pueblos, as well as a bit more coarse, thick, and fuzzy (Douglas 1940). Zuni textiles are a subject deserving more scholarly attention. (Hovens, Rodee and Vogelsang-Eastwood 2008-09) Pueblo textiel. Het weven van textiel kent in het Zuidwesten een lange voorge-schiedenis. Rond het begin van de Christelijke jaartelling werd vanuit Mexico katoen geïntroduceerd. De daaruit gesponnen draden werden op de hand geweven ("finger-weave"). Omstreeks 800 na Chr. Werd het verticale het weefgetouw overgenomen waarna grotere stukken textiel konden worden geproduceerd. Sinds 1100 werden stoffen voorzien van borduurwerk. In de zestiende eeuw maakten Pueblo wevers en Zuni weefsters katoenen hemden, omslagdoeken, shawls, lenden-doeken, kilts en gordels. De katoenen kledingstukken werden vaak in een bad met minerale of plantaardige kleurstof geverfd. Ook werden versieringen aangebracht door middel van borduurwerk. In de zeventiende eeuw introduceerden de Spanjaarden schapen, wolspinnerij, westerse weefgetouwen en nieuwe natuurlijke verfstoffen, waaronder indigo en cochenille. Dekens en "ser-apes" (omslagdoeken) waren nieuwe producten die de blanken meebrachten en als voorbeelden ter navolging diende voor Indiaanse wevers. Bij de Pueblos waren het de mannen die aan het weefgetouw werkten, met uitzondering van de Zunis waar de vrouwen dit deden. Zowel katoenen als wollen textiel werd geweven. De schapenteelt, het spinnen van wol en het weven van dekens door Navajos dateren uit de zeventiende eeuw en werden zowel geleerd door intertribale handelscontacten als door de opname van Pueblo slaven en vluchtelingen. In de achttiende eeuw vervaagde het onderscheid tussen Navajo en Pueblo weefwerk. Behalve dekens, serapes (schouder-mantels volgens Spaans model) en mantas (traditionele brede omslagdoeken of shawls) werden ook hemden, lendedoeken en gordels geweven. Door de introductie van westerse handelsartikelen raakte de Pueblo weeftraditie in verval. De productie werd beperkt tot enkele stukken ceremoniële kleding en accessoires. De Hopis zijn op bescheiden schaal blijven weven en verhandelen hun producten met hun Pueblo buren in het oosten en zuiden. Enkele kenmerden Pueblo textilia zijn: - de gewone manta; dit is een rechthoekige donkerkleurige doek die als shawl of omslagdoek wordt gedragen, maar aaneengenaaid ook als boven- en onderkleding (hemd en rok) dient; andere mantas waren overwegend wit en voorzien van een rode, donkerblauwe of zwarte randen aan de boven- en onderzijde; - de bruidsmanta; eveneens een rechthoekige maar witte omslagdoek die de bruidegom aanbiedt aan de bruid, gewikkeld in een rieten mat; later werd de boven- en benedenrand borduurd; - "serapes" of dekens, meestal voorzien van gekleurde banden, een Spaanse introductie, en gebruikt als kleding en beddegoed; - kilts; rechthoekige witte doeken, voorzien van borduurwerk aan de zomen; - sjerpen; hun kenmerk is dat zij op zodanig zijn geweven dat de oppervlakte geborduurd lijkt; in feite betreft het een weeftechniek die "Hopi brocade" wordt genoemd; het patroon dat daarin domineert is mogelijk een gestileerde Breedgezicht-kachina waarbij de twee ruiten de ogen voorstellen en de rij getande figuurtjes daaronder de mond het tanden; deze werden meestal door de mannen afhangend aan een riem langs de rechterheup gedragen; soms werden ze dwars over het bovenlichaam als sjerp gedragen; in andere gevallen als heupdoek; - gordels die om de heup worden gedragen of om de knieën. Navajo textiel. Nadat de Pueblo Indianen in 1680 tegen de Spaanse overheersers rebelleer-den, sloten velen zich uit angst voor represailles bij de Navajos aan, hetgeen tot verdere overname van cultuurelementen leidde. De schapenteelt, het spinnen van wol en het weven van dekens door Navajos dateren uit de zeventiende eeuw en werden zowel geleerd door intertribale handelscontacten als door de opname van Pueblo slaven en vluchtelingen. Over een periode van drie en een halve eeuw hebben de Navajo dekens geweven. De kunst-historici onderscheiden een aantal stijlperioden die in be-langrijke mate werden bepaald door historische gebeurtenissen: de Klassieke periode (Classic: 1650-1865), de Overgangs-periode (Transitional: 1865-1895) en de Kledenperiode (Rug: 1895-heden). Aangezien de Navajos oorspronkelijk jagers, verzamelaars en krijgers waren, werd het weven als huishoudstaak beschouwd en aan de vrouwen toebedeeld. Bij de Pueblos waren het de mannen die achter het weefgetouw zaten terwijl bij de Zunis beide sexen dit werk deden. Volgens de Navajo-legende had Spider Man hen getoond hoe een weefgetouw gemaakt moest worden en had Spider Woman de vrouwen geleerd hoe zij het moesten gebruiken. Aanvankelijk bepaalde alleen de eigen behoefte de productie van dekens. Het intertribale en interetnische handelsverkeer van de Navajos expandeerde in de achttiende eeuw en de dekens werden steeds belangrijker als handelswaar. Hun kwaliteit die tot uitdrukking kwam in esthetiek en duurzaamheid, vaak zelfs waterdichtheid van het weefsel, werd door anderen erkend. Pueblos, Utes, Apaches en Comanches verwierven dekens via ruilhandel en ook Spanjaarden en Mexicanen kochten dekens met geld of westerse handelswaar. In de achttiende eeuw vervaagde het onderscheid tussen Navajo en Pueblo weefwerk. Behalve dekens, serapes (lange schouder-mantels volgens Spaans model) en mantas (traditionele brede omslagdoeken of shawls) werden ook hemden, lendendoeken en gordels geweven. Daarnaast werden veel zadeldekens geweven die van een iets kleiner formaat zijn en soms als “kinderdekens” zijn aangeduid.. Behalve van natuurlijke kleurstoffen maakte men gebruik van het door de Spanjaarden geïntroduceerde indi-go. Het terras-patroon van driehoeken en ruiten was een van de stilistische kenmerken van dekens uit de Klassieke periode. Veel dekens vertoon-den een eenvoudiger gestreept patroon. Een dergelijke deken met een toegevoegd blok-, balk- of ruitmotief maar van uiterst hoge kwaliteit was de "chief blanket", zo genoemd vanwege de kwaliteit en de waarde ervan en omdat het bezit ervan bijdroeg aan de status van de drager. Na verloop van tijd ontwikkelden de balkvormen zich tot ruiten en werd het strepenpatroon naar de achtergrond verdrongen. Spanjaarden namen tijdens strafexpedities soms Navajos gevangen en zij werden als slaven tewerk gesteld in Spaanse huishoudens in de nederzettingen langs de Rio Grande. De Navajos die zich toelegden op weven, vermengden Spaanse en Navajo-elementen in hun dekens die als “slavendekens” worden aangeduid. In de periode van het Mexicaans tussenbestuur die van 1821 tot 1848 duurde werden kleuren en vormen van Navajo dekens beïnvloed door weefwerk uit Mexico dat veelkleuriger was en meer com-plexe motieven vertoonde. In de Spaanse tijd was Santa Fe het knooppunt van handel in het Zuidwesten en goederen, waaronder Navajo dekens, werden van hier uit over land naar Mexico getransporteerd. Na de pacificatie van de Utes en Comanches door de Spanjaarden in het eerste decennium van de negentiende eeuw kon het handels-verkeer in het Zuidwesten zich uitbreiden en intensiveren. Navajo dekens werden door het intertribaal handelsverkeer over een steeds groter gebied verspreid en bereikten zelfs de centrale Plains. Toen de Amerikanen vanuit het oosten over de Plains komend in 1821 Santa Fe bereikten en in 1848 het gezag overnamen, maakte de stad door de handel een nieuwe bloeiperi-ode door en werd de afzetmarkt voor Indiaanse. De plotselinge toevloed van nieuwe kolonisten leidde tot Indiaans verzet en de Navajos vielen nederzettingen in de Rio Grande Valley aan. In 1863 ondernam kolonel Kit Carson een strafexpeditie tegen de stam en dreef 8000 mensen tezamen waarna zij gedeporteerd werden naar Bosque Redondo bij Fort Sumner in centraal New Mexico. In het begin van deze overgangsperiode maakten de Indianen kennis met industrieel geproduceerde wollen en katoe-nen garens die geleidelijk aan de eigen gesponnen wollen garens gingen vervangen. De nieuwe garens boden ook een breder kleurenscala dan de met natuurlijke verfstoffen behandelde gesponnen wol. De anilineverven werden ook gebruikt om de eigen handgesponnen garens te kleuren. Nieuwe patronen werden toegepast, waaronder kruisen, zigzaglijnen, e.d. De in ge-kleurde smalle strepen uitgevoerde "Moki" dekens wonnen aan populariteit, evenals het door Mexicaanse dekens geïnspireerde "Saltillo"-patroon dat werd gekenmerkt door geserreerde ruiten en borders. Wanneer dit geserreerd en repetitief patroon in felle kleuren werd uitgevoerd had het oog moeite om vat te krijgen op het patroon en sprak men van "eye-dazzlers" vanwege het optisch effect. De traditionele Navajo kleding werd geleidelijk vervangen door kleding en dekens van westerse makelij maar Indiaanse wollen dekens bleef men dragen. In 1868 mochten de Navajos weer naar hun moederland op het Colorado Plateau terugkeren waar een reservaat voor hen was aangewezen. Het weven van dekens onderging ook op het reservaat nieuwe invloeden. Dekens die tot dan toe waren geweven vertoonden vrijwel alleen geometrische patronen. Nu verschenen ook natu-ralistische elementen zoals bloemen, dieren en menselijke figuurtjes. Omdat de Santa Fe Railroad veel indruk op de Indianen maakte werden ook treinen als motief opgenomen. Deze categorie dekens noemt men "pictorial rugs". Na 1890 motiveer-den handelaren de Navajos om patronen, kleuren en formaten van dekens aan te passen aan de smaak en behoefte van blanken zodat hun afzet vergroot kon worden. Vooral Lorenzo Hubbell in Ganado en J.B. Moore in Crystal namen initiatieven op dat gebied. Dat leidde onder andere tot het weven van "rugs", vloer-, wand- en tafelkleden, en overname van motieven die men op tapijten met Oosterse patronen zag. Verticale composities van patronen en borders werden ook overgenomen. In het gebied van de Two Gray Hills handelspost werden dergelijke kleden in neutrale kleuren van zelfgesponnen wol geweven. Vanaf eind tachtiger jaren leverden de handelsposten garens die in Germantown in staat Pennsylvania werden gemaakt omdat hun kwaliteit het beste was. Ook anilineverven met een breder kleurenscala, waaronder pasteltinten, werden aangeboden. Regionale stijlen begonnen zich te ontwikkelen op basis van materiaal, patronen en kleuren. Verschillen in kwaliteit werden bepaald door de doelgroep voor de dekens. Aan massapro-ducten voor leger en toeristen werden minder hoge eisen ge-steld dan aan productie voor eigen gebruik. De hoogste kwali-teitseisen werden gesteld aan dekens die dienden ter onder-streping van de eigen status en stukken die bestemd waren voor verzamelaars en musea. Vanaf 1910 werden op "pictorial rugs" ook Navajo goden, zogenaamde "yeis" afgebeeld, ondanks het taboe daarop. De ontwerpen waren afgeleid van zandschilderingen die medi-cijnmannen maakten tijdens ceremonies. Blanken beschouwden deze "yei"-dekens als authentiek en de vraag ernaar nam in de loop der jaren steeds verder toe. Vooral in het gebied rond Shiprock werden deze dekens als eerste geweven. Na 1919 vond een renaissance van het traditionele ambacht plaats en men spreekt van een periode van "revival". De stimu-lans tot het gebruik van handgesponnen wol, traditionele patronen en natuurlijke verfstoffen kwam van Cozy McSparron, de eigenaar van de Chinle handelspost, en Mary Cabot Wheel-wright, een rijke filantrope die in Santa Fe een museum stichtte. In de loop der jaren begonnen steeds meer Navajos op traditionele wijze hun dekens te produceren. De vraag van blanke toeristen en verzamelaars veranderde in diezelfde periode. Men verlangde minder aan westerse smaak aangepaste kleden en hechtte meer waarde aan etnische authenticiteit. Op het Navajo reservaat treft men zowel in hogans als daarbui-ten nog vele weefgetouwen aan waaraan door de vrouwen wordt gewerkt. Het maken van kleden voor eigen gebruik wordt geïnspireerd door culturele tradities die weliswaar veranderin-gen hebben ondergaan in de loop der eeuwen, maar toch tot op de dag van vandaag levend zijn gebleven. De productie voor de blanken, hetzij kwaliteitskleden voor de kunstmarkt en verzamelaars, hetzij eenvoudige kleden voor de toeristenindustrie, wordt ingegeven door het economisch belang, aangezien op het woes-tijnachtige Colorado Plateau weinig mogelijkheden bestaan voor werk en inkomen. (PH, 2000)

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie

Reactie