Jak met opgestikte versiering

 

'Seretseret embiring' is een beschrijvende naam voor dit Karo 'baju' of 'jasje'. 'Seretseret' is een aanduiding van sierlijke naaiwerk (Joustra 1907:174; Neumann 1951:277) en 'embiring' is een...

Objectnummer
TM-137-148
Instelling
Stichting Nationaal Museum van Wereldculturen
Periode
voor 1921
Herkomst
Karo (regentschap)

'Seretseret embiring' is een beschrijvende naam voor dit Karo 'baju' of 'jasje'. 'Seretseret' is een aanduiding van sierlijke naaiwerk (Joustra 1907:174; Neumann 1951:277) en 'embiring' is een verwijzing naar de donker indigoblauwe kleur van het jasje. Tegenwoordig in het Batakgebied wordt de Indonesische betekenis van 'baju', d.w.z. 'kleding in het algemeen', gehanteerd. Vroeger werd de term door de Batak alleen voor bloesachtige kledingstukken gebruikt. Zulke genaaide kledingstukken zijn niet inheems. Batakkleding bestaat uit lappen stof die gewikkeld of gehangen worden aan en om het lijf. Uit het ontwerp en motieven van de doeken valt echter op te merken dat veel invloeden van buiten het Batakgebied af zijn opgenomen in de Batak weefkunst. Batak 'baju' fungeren als bewijsstukken van het opnemen van Maleisische, Chinese, Acehse en Westerse invloed. De 'baju seretseret embiring', bijvoorbeeld, werd algemeen in Aceh door de Gajo gedragen. Al vanaf de 18de eeuw hadden de Karo (vooral mannen) toegang tot geïmporteerde, machinaal geweven stof door hun werk aan de Oostkust van Sumatra. Hieruit, maar ook uit met de hand geweven stof, werden 'baju' gemaakt. Het naaiwerk was een taak voor mannen. De naden werden gewoonlijk sierlijk gestikt, zoals bij de 'baju seretseret'. Het ruggedeelte van deze 'baju' is ook sierlijk geborduurd. Baju werden door zowel mannen (Niessen 1993:60, fig. 43) als vrouwen gedragen.

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie

Reactie