Geborduurde doek met dansende figuren in een cirkel

 

Geborduurde doek met in het midden een vierarmige figuur met blauw gezicht, de hindoegod Krishna. Er omheen in een cirkel eveneens antropomorfe figuren ('gopis' of herderinnetjes) alsmede paarden,...

Doorzoek de website met tags
Objectnummer
TM-5643-5
Instelling
Stichting Nationaal Museum van Wereldculturen
Periode
voor 1996
Herkomst
Chamba

Geborduurde doek met in het midden een vierarmige figuur met blauw gezicht, de hindoegod Krishna. Er omheen in een cirkel eveneens antropomorfe figuren ('gopis' of herderinnetjes) alsmede paarden, vogels, katachtigen en florale motieven. De cirkel stelt de Rasamandala voor, de reidans. De 'Chamba rumal' ontleent zijn naam aan de Chamba-vallei in Himachal Pradesh, Noord-India, waar deze borduurkunst zich gedurende de 18e eeuw ontwikkelde. Maar ook in de andere Pahari (bergland) staten werden de rumals gemaakt. Ze werden gebruikt om offerandes aan goden en godinnen te bedekken maar ook om geschenken die werden uitgewissled af te dekken, en tevens als geschenken bij ceremoniële aangelegenheden. Bij huwelijken wordt de rumal van het huis van de bruid overgedragen aan dat van de bruidegom en vice versa. Ook konden ze aan een muur hangen, achter een cultusbeeld; of als baldakijn erboven. De rumals kunnen gezien worden als een vertaling van (miniatuur)schilderingen in borduurtechniek (Bhattacharyya, 1968:7). Beide vormen van kunst beïnvloedden elkaar door handels- en politieke relaties tussen de regio's waar ze voorkwamen, met name Basohli en Kangra. Artistiek werk en hun makers werden uitgewisseld, terwijl miniaturen en rumals wederzijds werden aangeboden. Artiesten van beide streken werden naar elkaar gestuurd om de kunsten verder te ontwikkelen. De randen bestaan doorgaans uit florale motieven, terwijl in de ruimte daarbinnen figuren worden geborduurd die meestal hindoe godheden voorstellen, met name Vishnu in zijn vele verschijningsvormen, doch vooral als Krishna. Dit laatste is begrijpelijk gezien de heersende Vaishnava-cultus in Chamba rond de 17e en 18e eeuw. Vervaardiging Het borduurwerk is uitgevoerd met ongetwijnde zijden draad in dubbele satijnsteek (rijgsteken). Voor- en achterkant van het borduurwerk zijn gelijk. Vaak werd het grotere patroon in houtskool voorgetekend, of met een potlood, Dit tekenen kon door een kunstenaar uitgevoerd worden, hetgeen blijkt uit de overeenkomsten met muurschilderingen en Pahari-miniaturen. Mogelijk bepaalden zij ook de verdeling van de kleuren (Bhattacharyya, 1968:6). Dit werk is vermoedelijk getekend en geborduurd door een huisvrouw zelf, waardoor het tot de volkskunst behoort. Het borduurwerk werd door vrouwen uitgevoerd. De kunst van het borduren werd van generatie op generatie overgedragen. De doeken zijn doorgaans vierkant, hoewel er enkele ronde en rechthoekige exemplaren bekend zijn.

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie

Reactie