Katoenen wikkelrok met sitsachtig voorkomen met vruchtbaarheidssymboliek en verschillend gekleurde uiteinden

 

Kain panjang kepala tumpal, met halve kepala ('hoofd') met tumpal en papan aan ieder, anders gekleurd, uiteinde van de doek. De tumpal en papan zijn gevuld met bloemen en vogels, terwijl de badan...

Objectnummer
TM-5663-528
Instelling
Stichting Nationaal Museum van Wereldculturen
Periode
ca. 1860
Herkomst
Sumatera

Kain panjang kepala tumpal, met halve kepala ('hoofd') met tumpal en papan aan ieder, anders gekleurd, uiteinde van de doek. De tumpal en papan zijn gevuld met bloemen en vogels, terwijl de badan ('lichaam') gebatikt is in algeheel semèn-motief. Het semèn-motief is een geheel aan symbolische motieven die verwijzen naar de betekenis van het woord: 'ontspruiten', of 'groeien'. Dit motief bevat zoveel symboliek dat het zowel staat voor vruchtbaarheid, als voor het Javaanse geloof in een kosmische orde (McCabe Elliot, 1984). Het semèn hier bestaat uit celuki (anjer) en andere bloemen, lar (enkele vleugel die refereert aan het heilige rijdier van de Hindoe-god Vishnu, zie McCabe Elliot, 1984; van Roojen, 1998).). Veldhuisen noemt het geheel chintz, sits. De kain panjang was de officiele dracht aan de vorstenhoven van Midden-Java en van de aristocratie elders. Mannen dragen deze doeken anders dan vrouwen en de wikkelwijze hangt af van de sociale status van de drager. Kain panjangs met halve kepala werden vroeger gedragen door vrije vrouwen, terwijl slaven een sarung droegen met een complete kepala in het midden van de badan (van Hout, 2001). In Lasem was een groot deel van de batik voor de export naar Sumatra bestemd. De batik produktie was grotendeels in handen van de Peranakan (van Hout, 2001). Ook deze doek was bestemd voor de export, naast de lokale markt.

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie

Reactie