Raffia wikkelrok

 

De rok is afkomstig uit het Oubangi-gebied. Douglas (1958) geeft een beschouwing over het gebruik van raffia bij de Lele. Hier wordt raffia gebruikt als ruilmiddel, soms als betaalmiddel. Het is...

Objectnummer
TM-A-11205
Instelling
Stichting Nationaal Museum van Wereldculturen
Periode
1850-1885
Herkomst
Ubangi (rivier)

De rok is afkomstig uit het Oubangi-gebied. Douglas (1958) geeft een beschouwing over het gebruik van raffia bij de Lele. Hier wordt raffia gebruikt als ruilmiddel, soms als betaalmiddel. Het is een bezit en een waarde maatstaf. Ook de status van de ontvanger van goederen bepaalt de prijs in raffia. Twee lengtes raffiaweefsel wordt gebruikt voor een mannen- of vrouwenrok. Vijf tot tien lengtes (zonder borduurwerk) wordt gebruikt als semi-ceremoniële rok. Tien lengtes met geappliqueerde rand wordt gebruikt als dansrok (mapel mahangi). Raffia is het gezamenlijk bezit van de erfgenamen, in vrouwelijke lijn, van de groep. Elke dag gedragen, gaat een rok ongeveer vier maanden mee. Bij het bereiken van de volwassen leeftijd moet een jongen 20 doeken aan zijn vader geven. Een man geeft 20 doeken aan zijn vrouw bij iedere geboorte. Bij overlijden van de schoonouders krijgen zij deze 20 doeken van de man mee als grafgift. Onenigheid wordt ook vaak beslecht met het aanbieden van raffia. Speciale gelegenheden worden bezegeld met raffia. Indien iemand lid wordt van een cultusgroep wordt door hem raffia geschonken dat vervolgens onder de groepsleden wordt verdeeld. In sommige gevallen kan raffia vervangen worden door geiten, Congo-francs of camwood (hard rood hout, afkomstig van een Afrikaanse boom, phia nitida, vaak gebruikt vanwege de rode kleurstof). Geiten hebben alléén een geldwaarde en worden niet gegeten. Indien gebruikt als betaalmiddel, wordt bij raffia wel afgeweken van het juiste aantal. Echter bij camwood en geiten niet. Ten opzichte van vreemde bevolkingsgroepen wordt raffia echt als geld gezien. Omdat de waardering van Congo-francs anders was dan de waardering van raffia, was het bijna onmogelijk raffia voor francs te kopen. Het heeft een andere status dan geld. Heeft iemand veel raffia, dan zal hij daar altijd van uitdelen aan anderen en aldus status of goodwill verwerven. Raffia heeft een sociale rol voor dorpen ten aanzien van elkaar, onder andere bij huwelijken. Ook rechten over een vrouw of slaaf worden voldaan door middel van raffia. Raffia wordt dus in tegenstelling tot geld voornamelijk gebruikt als 'status-betaalmiddel'. Vervaardiging De rok bestaat uit twee banen bestaande uit vier kleine weefsels, met daartussen een baan van vier smallere weefsels. Deze zijn met bruin raffia door middel van een cordonrand zeer zorgvuldig met de hand (engelse naad) aan elkaar gezet. Het weefwerk werd door mannen gedaan op een roller-ophalergetouw. Het is niet bekend van welke bevolkingsgroep deze rok afkomstig is. Bij de Lele wordt over het algemeen in linnenbinding geweven en komen weinig figuren voor. Hooguit maakt men variaties met de verschillende kleuren raffia. Bij de Lele kan iedere man en iedere vrouw weven. Omdat oudere mannen meer tijd hebben om te weven nemen zij deze taak soms over van de jongere mannen. Voor het winnen van de raffia-vezel snijdt men van een jong, bijna volgroeid raffiablad enkele bladvinnen af. Aan de doffe zijde van het blad maakt men een ondiepe insnijding en trekt de vezels van de bovenkant eraf. Zij worden dan gedroogd en eventueel geverfd. Wanneer raffia in de schaduw gedroogd wordt blijft zij licht van kleur, gebeurt dit in de hut bij de rook van het vuur dan wordt deze warmbruin. In de zon gedroogd wordt de raffia donkerder. Geel wordt verkregen door de schors van de wortelknol van Cochlospernum Incamum Robyns (een struik). Hiertoe wordt de raffia eerst in koud water voorgeweekt, waarna de verpulverde schors toegevoegd wordt. Wordt de gele raffia geweekt in water met palmhoutas, dan wordt deze oranjerood. Voor bruin wordt de gele raffia in bepaalde moddersoorten gelegd. Blauwzwart verkrijgt men door voorverven met schors van de mpal'oteboom (zie Van der Vloet, 1988: 54 en 55).

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie

Reactie