Rood wollen borsik, Marken

 

Rood wollen borsik gemaakt van grijze flanel en rood baai. De naden zijn geborduurd met gele wol. De polsen zijn afgezet met geel-rood rubbetjeskoor en de hals met wit-beige keperband. Gedragen...

Maker
Visser-van Altena, Maretje
Objectnummer
022383
Instelling
Zuiderzeemuseum Enkhuizen
Periode
1958 - 1999
Credits
Zuiderzeemuseum Enkhuizen
Herkomst
aankoop 1999-09-07

Rood wollen borsik gemaakt van grijze flanel en rood baai. De naden zijn geborduurd met gele wol. De polsen zijn afgezet met geel-rood rubbetjeskoor en de hals met wit-beige keperband. Gedragen tussen pasen en pinksteren en met kerst. Voor uit de rouw. Onderdeel van kleding (ZZM 022380 t/m 022399) voor Pasen en daarna de zondagen tot Pinksteren en voor de kerst, in de lichte dracht en in de lichte rouwdracht, de zgn. fijne kap. De rok kan ook met pinksteren gedragen worden. Dit kostuum werd gedragen door Geertje Zeeman-Visser, geboren 28-02-1940 en gehuwd in 1963. Zij heeft de kleding tot begin jaren 80 elke dag gedragen. In 1999 droeg ze het alleen nog bij bijzondere dagen. Geertje Zeeman-Visser vertelt: met Kerst en Pasen draagt men een wollen borsik die in de lichte dracht met geel is geborduurd en in de donkere dracht bij een fijne kap met groen. Daarbij draagt men een stelletje d.i. voorpanden met steekmouwen, een boezel met rood gebreid in de lichte dracht, met groen in de donkere dracht. Groen draagt men ook wel in de lichte dracht, maar rood nooit in de donkere dracht. De boezels met rode en groene zijde gebreid draagt men ook als men aan het avondmaal gaat: rood bij de lichte en groen bij de donkere dracht. Daarbij draagt men dan een buisje met rood zijden koor in de lichte dracht en blauw zijden koor in de donkere dracht. Er waren twee soorten wollen borsikken: van baai en van stikjesgoed. Dit laatste kan niet gewassen worden. Ik droeg de baaien wollen borsik met de kerst en de stikjes wollenborsik met pasen. Eerste paasdag droeg ik een dikke muts met koor, en tweede paasdag een dunne muts, gebloemd met langet. Dit was gebruikelijk. Deze wollen borsikken zijn alle drie geborduurd door mij, de middeltjes ook. De rokken zijn door mij gerimpeld, maar mijn moeder zette ze in elkaar. De boezels heb ik zelf allemaal gemaakt, de rest is allemaal gemaakt door mijn moeder. De bauwen heb ik gekocht van de twee tantes van mijn man uit een erfenis. De doekjes zijn antiek. De lichte is van mijn moeder, de donkere heeft zij van iemand gekregen. De akertjes zijn allemaal gemaakt door mijn moeder, die als enige op Marken ontdekte hoe men garen akertjes moest maken en deze techtniek ook aan anderen heeft geleerd. De zilveren haakjes heb ik zelf gekocht. Borsik gemaakt van twee soorten stof, rode wol, zgn stikkiesgoed, en grijze flanel. De naden zijn geborduurd met gele wol. De polsen zijn afgezet met geel/rood rubbetjeskoor, de hals met wit/beige keperband. Gedragen tussen pasen en pinksteren en met kerst. Uit de rouw.

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie

Reactie