Robe à l'anglaise

 

Rok bestaande uit 5 stofbanen gevoerd met blauw/wit geruit linnen. Geplooid aan band van satijn, middenvoor glad, middenachter een brede stolpplooi. Heupsplitten gesloten met haken en ogen.

Robe à...

Doorzoek de website met tags
Objectnummer
1001848
Instelling
Kunstmuseum Den Haag
Periode
1790/1795

Rok bestaande uit 5 stofbanen gevoerd met blauw/wit geruit linnen. Geplooid aan band van satijn, middenvoor glad, middenachter een brede stolpplooi. Heupsplitten gesloten met haken en ogen.

Robe à l'anglaise: overkleed en rok, ca.1785-1795. Satijn, zijde, blauw. Voering, tafzijde, wit en linnenbinding, linnen, wit. Stofbreedte: 52 cm. Hoogte japon: 185 cm; rok: 107 cm.

Robe à l'anglaise, overkleed met mouwen in de stijl van een redingcote en rok, satijn, Nederland 1785-1795.

Robe à l'anglaise, bestaande uit overkleed en rok van lichtblauw zijden satijn. De japon is in de achttiende eeuw vermaakt om tegemoet te komen aan veranderende modes. Mogelijk is de rok in de negentiende eeuw vermaakt. Het japonlijfje heeft aan één kant vermaaksporen, wat erop duidt dat men nieuwe stof had om dingen uit te knippen. Een bestaand japonlijfje vermaakte men doorgaans symmetrisch. De vouwen zitten in het huidige lijfje niet symmetrisch. Op de rug zijn twee vuilige, symmetrische vouwen zichtbaar. Onder één van de armen lijkt een dichtgenaaid splitje te zitten. Onduidelijk is waar dat vandaan kan komen. Meestal komt een dergelijk spoor uit een rok. Wellicht is er een rokbaan uit de oorspronkelijke rok gehaald waarvan een nieuw lijfje vervaardigd is, wat gelijk het silhouet wat afsmalde. Mogelijk is dit een pli-Watteau geweest zijn, wat ook de opmerkelijke rug zou verklaren. In de punt van de rug zit een interessant dwarsbaleintje. Normaal gesproken wil men de punt zo smal mogelijk hebben, maar dit baleintje draagt bij aan een bredere achterkant. Oogt wel origineel achttiende-eeuws. De rugpanden zijn vermaakt en hebben in de huidige vorm een interessante opbouw, maar zouden nooit als dusdanig nieuw in elkaar gezet worden. De vermakingen zullen met een halsdoek zijn bedekt. Ook de mouw lijkt opnieuw ingezet te zijn, al is dit niet met zekerheid te zeggen aangezien er slechts rare vouwen en geen naaisporen zichtbaar zijn. Aan de japonrok is te zien dat deze ooit anders aan het lijfje heeft gezeten. De japonrok is opnieuw aangezet in de periode dat rokken meer naar achter hoorden te vallen, en destijds helemaal opnieuw geplooid. Bovenaan de voering zijn eveneens vermaaksporen zichtbaar, ongeveer 2 cm verzet. De buitenstof is naar binnen gevouwen, dit is in de japonrokpunt (de roze zelfkant) zichtbaar. Ook zijn er aan beide kanten vouwen in de voering aanwezig. Mogelijk was de japonrok ooit minder rond weggesneden. Doordat de japon in de tijd van Ietse Meij geheel platgestreken is, zijn verdere vermaaksporen vermoedelijk verdwenen. Het overkleed is op twee manieren aan het keurslijf te bevestigen: middels banden en middels lipjes. Waarschijnlijk is de japon gedragen met verschillende keurslijven. Deze constructie geeft aan dat het keurslijf over de onderrok of tablier ging - immers kan men het keurslijf niet meer goed bereiken wanneer deze onder de rok zit. De punt van het keurslijf valt daarmee over de rok heen. Met een diepe punt als in dit overkleed kan dat lusje anders nooit vastgemaakt worden, dan prik je dwars door de rok heen. Ook de banden zijn anders niet aan het keurslijf te bevestigen. De zijkant onderaan het lijfje valt hoe dan ook over de rok. De rok is opnieuw geplooid en een stuk langer gemaakt, hiervan zijn duidelijke naaisporen aanwezig. Waarom en wanneer dit gebeurd is is niet geheel duidelijk. Het zou kunnen dat dit in de late achttiende eeuw gebeurd is om het hoogteverschil tussen japonrok en rok weg te nemen, dat op dat moment niet meer wenselijk was. Ook zou dit in de negentiende eeuw gebeurd kunnen zijn, bijvoorbeeld in de crinolinetijd, toen dergelijke rokken opnieuw gedragen werden als ochtendkleding of bijvoorbeeld met een witte blouse. Opmerkelijk is hierbij dat de band zo rond aan de rok is gezet, eind achttiende eeuw is dit meestal een recht pand middenvoor. Hier lijkt het alsof de hele rokband er nog onder zit. In de rok is een opmerkelijke 'pli-Watteau' aanwezig, waarlangs eveneens duidelijke naaisporen zichtbaar zijn. Het lijkt alsof ofwel een zijsplit, ofwel de oorspronkelijke middenvoorsplit is dichtgenaaid.

Robe à l'anglaise van lichtblauw satijn bestaande uit overkleed en rok. Het lijfje van het overkleed bestaat uit 2 voorpanden, die toelopen in een punt. Het lijfje sluit middelvoor middels 12 nestelgaten links, 11 nestelgaten rechts en eenveter. De rug bestaat uit 4 smalle rugpanden, die samenkomen in een punt, waaraan de rok met sleep vanaf opzij is is vastgezet met vele kleine regelmatige plooitjes. De lange, nauwsluitende mouwen volgen de vorm van de arm. Ze hebben bij de pols splitten, die via 4 trensjes en strikjes zijn te sluiten. De rok is aan de voorzijde glad aan de zijden tailleband gezet, aan de achterkant met een brede stolpplooi. De rok sluit in de zij met haken en ogen. Lijf gevoerd met linnen, 2 baleinen voor en 6 baleinen achter. In de voering zijn middenachter 2 bandjes aangebracht. Een korte horizontale balein is middenachter in de voering van het lijfje aangebracht. De rok is gevoerd met een baan witte zijde langs de voorkanten, langs de zoom een baan wit linnen.

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie

Reactie