Mandarijnenjas

Overkleed van een kleine mandarijn, b.v. uit een provinciestadje. Hierbij behoren de nrs. 840-11 en 840-22 Door de eeuwen heen zijn in China de geletterden de belangrijkste dragers geweest van de cultuur. Zij behoorden tot de circa 10% van de bevolking die kon lezen en schrijven en zo de kennis bezat van de klassieke geschriften, waaronder die van Confucius. Zijn sociaal-politieke zedenleer vormde ruim 2000 jaar de basis voor de Chinese staatsordening. Volgens zijn denkbeelden deelde een heerser, die zijn positie en autoriteit ontleende aan een hemels mandaat, zijn macht met een elite van geschoolde ambtenaren. Zij werden via een uitgebreid, zorgvuldig opgezet en eeuwenlang - tot 1905 - ongewijzigd examenstelsel gerekruteerd. Uit hun midden werden vervolgens alleen de besten toegelaten tot examens voor telkens hogere ambten. Eenmaal geslaagd voor een examen op een bepaald niveau - district, prefectuur, provincie, landsregering - werd de ambtenaar voor een vastgestelde termijn in een bepaalde plaats gestationeerd. Daar werd hij onder andere belast met zaken als openbare werken, belasting inning, veiligheid en rechtspraak. Daarnaast werd hij ook betrokken bij rituelen en erediensten ten behoeve van het algemeen welzijn van de bevolking en het evenwicht in de natuur. Ten teken van zijn waardigheid droeg de ambtenaar speciale kleding, waarbij vooral uit de knop op zijn hoed met pluim, de met vogels geborduurde vierkant op zijn overjas en uit de ketting de hoogte van zijn rang konden worden opgemaakt.