Jurk

Daagse jurk, geen karton in de mouwkappen.;Kinderen kregen vanaf twee weken oud een jurkje aan. Jongens en meisjes droegen dit tot hun vierde jaar, meisjes soms iets langer. Door de week van donkere katoen met gekleurde motiefjes, zondags van bloemsaai of damast, in de rouw effen zwart, in de lichte rouw zwart met een wit motiefje, hofrouw. Aan het begin van deze eeuw waren de mouwen lanf, na 1905 zijn het korte pofmouwen. Aanvankelijk hoog ingezet, zakken de oksels tot bijna in de taille omstreeks 1950. De bessels in de mouwen vormen dan grote schouderkappen. Na 1930 worden de bessels ook wel versierd met zwart fluwelen band Zwarte ondergrond met figuurtjes in rood,geel blauw, groen. Op de buik een ingezet stuk van blauwe katoen. De korte pofmouwen zijn diep ingezet, tot bijna in de taille. De bessel die;een schouderkap vormt is afgezet met zwart fluwelen band. De mouwen zijn aan het uiteinde bovenop sterk ingerimpeld, de bessel heeft drie kleine plooitjes. De rok is aan het lijfje gezet met over 5cm aan weerszijde van het achtersplit kleine plooitjes. Deze zijn 4cm onder de taillelijn vastgezet. Middenachter een split die tot 23cm in de rok doorloopt en sluit met 6 koperen haken en ogen op het lijfje en in de taille. De rok heeft geen bessel (meer) wel een fluwelen bandje. Middenvoor waar geen fluwelen bandje zit is de bessel nog wel aanwezig. Het lijfje is 2cm boven de taille met een plooi ingekort en met drie plooien in het voorpand smaller gemaakt. Ook de achterpanden zijn ieder met twee plooien smaller gemaakt. De voering van het lijfje is een klein rood/wit ruitje, van de mouwen donkerblauwe katoen.