Jak

Tipmutsenjak, zondagse dracht. Zwart tibet met een blauw/wit gestreepte aangeknipte schoot. Het rugpand heeft een middenachter-naad die in de schoot uitloopt in een dubbele stolpplooi. Het achterpand is op taille hoogte in het midden versierd met knoopjes, waarop schortebanden rustten. Het voorpand heeft middenvoor van hals tot taille een haak en oogsluiting. Zowel achter als voor heeft de halsopening een V-vorm waaruit de doeken steken. De mouwen vrij strak met manchetten zijn aangeknipt en hebben 3 knoopjes. Het jak is gevoerd. Bron: Nunspeetse "Kleraozie".