Heupdoek

Volgens Neumann (1951:268) is de ragi santik een 'rode doek'. Dit lijkt aannemelijk omdat santik in Karo "vonk" betekent. Volgens Joustra is de naam echter van si antik afgeleid (1907a:187) en behoort "ragi cantik" tot de reeks blauwe Batakdoeken. Volgens Fischer (1914a:46, ftnt. 15) heeft de "ragi cantik" dezelfde verschijning als de ragi santik. Dit soort doeken komt in Karo, Simalungun en Si Tolu Huta voor. Tegenwoordig worden zij in Si Tolu Huta (ten noorden van het Tobameer) nog gemaakt (alhoewel de kettingvolgorde anders is, waardoor de doek "sidokdos" wordt genoemd). Dit soort doeken heeft de volgende kenmerkende eigenschappen: effen, donker indigoblauwe zijbanen van ongeveer 15 cm breed; een middenbaan van lichtere kettinggarens afgewisseld met donker indigoblauwe kettinggarens; een smalle, subtiele streep van vijf tot acht lichtblauwe of witte kettingdraden die de grens tussen midden en zijbanen aangeeft; een patroonrand van getwijnde inslagdraden aan de uiteinden van de doek. De doek kan effen (polos) zijn, d.w.z. zonder suppletoire inslagmotieven (een voorbeeld is door Jasper verzameld 48-207) of versierd aan de uiteinden met suppletoire inslagmotieven (jungkit) die typerend zijn voor de Si Tolu Huta/Simalungun/Karo regio (beschreven door Jasper and Pirngadie (1912:226). De rijen van inslagmotieven reiken alleen tot de zijbanen, en niet tot de zelfkanten van de doek. De doek wordt als heupbedekking gebruikt (Fischer 1914:47). Vervaardiging Deze doek heeft de volgende volgorde in de ketting die zich steeds herhaalt over de gehele middenbaan: drie lichtblauwe kettingdraden, drie donkerblauwe kettingdraden, een lichtblauwe kettingdraad, drie donkerblauwe kettingdraden. Deze volgorde komt overeen met Fischer's (1914:46) beschrijving van "afwisselend smalle en breedere, lichtblauwe strepen".