Blauwgrijze robe à la Française van gebrocheerde zijde

Lijf van een robe à la Française; 6 panden; het lijf is gevoerd met linnen en heeft middenachter een sluiting met gat en veter; aan het lijf zitten strakke driekwart mouwen met 2 aangerimpelde stroken de bovenste strook op de mouw is extra gerimpeld; de stroken zijn afgezet met een geweven passement in rose; achterpand heeft een lage halsuitsnijding; de voorzijde heeft een sluiting van 13 haken en ogen; langs de hals en middenvoor tot iets over de taille bevindt zich een geplooide band van dezelfde stof welke is afgezet met een passement; aan de open kant en langs de rand versiering in dezelfde stof met hetzelfde passement bestaande uit een regelmatige vulling als verdikking; op de rug, middenachter, is de stof opgeplooid tot de taille; stootrand van 17 cm aan de onderkant van de rok; het rugdecolleté bestaat uit afhangenden plooien; 'plis Watteau'. Rok van een robe à la Francáise; onder de rok kunnen paniers; de rok bestaat uit 6 panden en heeft geen tailleband of sluiting, aan de zijkant is een tunneltje waarin (of met) een koord genaaid, om de rok te kunnen rimpelen; sluiting met haak en oog; de rok bestaat uit mintgroene gebrocheerde (lacé (?)) zijden damast; de gebrocheerde motieven zijn floraal en a-symmetrisch; aan de voorzijde zit een gerimpelde strook van dezelfde stof, afgezet met een rose geweven passement, aan de binnenzijde is de rand van de rok voorzien van een stootrand van 14 cm breed. (Rok wordt ook wel tablier genoemd)