Na het succes van de Cosbytrui krijgt Koos van den Akker een flinke tegenslag te verwerken. In 1991 komt zijn levenspartner John te overlijden aan de gevolgen van aids. En niet heel veel later begint ook de zakelijke ellende die hem de rest van zijn carrière zal achtervolgen.
‘Ik ben de meest onzakelijke couturier ter wereld. Geld heeft me nooit geïnteresseerd. Ik heb het altijd belangrijker gevonden dat ik mijn creativiteit kwijt kon. Dat ik in een goede harmonie kon werken. Mijn leven draait om couture. Dat is mijn elixer, mijn levenswater. Geld was en is nog steeds van secundair belang,’ vertelt Koos in 2001 aan de Talkies.[1] Koos en zijn John geven het geld met bakken uit: het duo laat zich overal naartoe rijden in limousines, slaapt in de duurste hotels, en geeft extravagante diners voor vrienden.
In 1993 doet de IRS – de Amerikaanse belastingdienst – een inval in de winkel van Koos. Omdat Koos zakelijk en privé nooit uit elkaar heeft gehouden, staat hij op het punt alles te verliezen. Koos is de belastingdienst inmiddels driekwart miljoen dollar schuldig. De oplossing voor deze nagenoeg uitzichtloze situatie komt van zijn assistent Peter DeWilde, die met behulp van zijn vader een reddingsplan voor Koos en zijn bedrijf heeft ontwikkeld. Koos mag zich absoluut niet meer met de financiële kant van het bedrijf bemoeien, het enige wat hij hoeft te doen is achter de naaimachine zitten. Koos wil niets liever dan dat. Peter zal het bedrijf van Koos overnemen, met zijn ouders als dekking, en Koos wordt zijn werknemer. Ze gaan verder onder de naam Koos & DeWilde.
De winkel wordt heropend, samen met een klein kelderatelier een paar straten verder, en Koos kruipt weer achter de naaimachine in zijn kleine kamertje. Nu Peter aan het hoofd van het label staat, kan hij eindelijk zijn grootste plannen door gaan voeren, met als belangrijkste doel dat een Koos van den Akker ontwerp voor een breder publiek beschikbaar moet zijn.
In deze periode – begin jaren negentig – domineren modeontwerpers als Donna Karan, Calvin Klein en Giorgio Armani de catwalks. De mode is zakelijk met een vleugje sportiviteit, en sober; de kleuren zwart, grijs en beige domineren. Ook de kleding van de Duitse Jil Sander is populair begin jaren negentig; samen met Klein, Armani en Bill Blass wordt ze beschouwd als iemand die “clean chic” nastreeft. Voor deze ontwerpers ligt perfectie in de kunst van het weglaten. Zoals Blass het formuleert: ‘Simplicity is the soul of modern elegance.’[2]
Het is een stijl en manier van werken die mijlenver van Koos af staat, en die past in de Amerikaanse traditie van het streven naar functionaliteit in kleding. Daarnaast krijgt Koos concurrentie van de Japanners – ontwerpers en labels als Comme des Garçons, Yohji Yamamoto en Issey Miyake – die vanaf eind jaren tachtig zeer populair zijn en veelvuldig worden gedragen door de New Yorks mode- en kunstelite. Peter laat Koos zijn ontwerpen aanpassen op deze nieuwe trends binnen de mode. Koos moet versimpelen. Vanaf dat moment vormt in het werk van Koos zwart, en in mindere mate beige, de basiskleur van de ontwerpen, en wordt er minder met collages gewerkt.
Eind 1994 moet de hulp ingeroepen worden van de vader van Peter, die onderhandelt met alle schuldeisers, businessplan na businessplan ontwikkelt en investeerders zoekt om het bedrijf levend te houden. Er wordt een investeerder gevonden, maar dan blijkt ook Peter aids te hebben. Hij heeft het lang verborgen gehouden, omdat hij zo snel mogelijk alles zakelijk op de rails wilde krijgen. Het mag niet baten; de nieuwe sponsor haakt af. Als Peter na een kort ziekbed komt te overlijden, blijft zijn vader doorwerken om de zaken tot een zo goed mogelijk eind te brengen. Een faillissement vindt hij onfatsoenlijk. Alle orders worden afgehandeld, en het personeel van Koos wordt tot op de laatste cent uitbetaald.
Terwijl er bij Koos & DeWilde hard gewerkt wordt om de uitstaande orders af te ronden en de schulden af te betalen, vertrekt Koos, en opent hij met een voormalige klant Veronica Vickers een klein winkeltje in Greenwich Village. Veronica werkte ooit voor het warenhuis Bonwit Teller, dat in de jaren tachtig kleding van Koos verkocht. Veronica en haar man zijn groot bewonderaars van de ontwerpen van Koos en weten van de financiële problemen bij zijn bedrijf. Al snel ontstaat het idee partners te worden in een nieuw bedrijf, dat vanwege Koos z’n problemen met de IRS op naam van Veronica komt te staan.
Veronica en haar man vragen trademarks aan van de diverse labels waaronder Koos werkt. Hiervoor waren deze in het bezit van Peter DeWilde, en later – in 2005 – zullen ze overgenomen worden door Puck Meunier. Binnen twee jaar zit Koos weer met zijn winkel op Madison Avenue.
et is ook in deze periode – we zijn nu in 1998 – dat Koos in aanraking komt met verkoop TV. Dit gebeurt via een oude buurvrouw van hem en John, Peggy Taggliarino, die hem tijdens een weekendje weg met vrienden koppelt aan Ellen Alpert, hoofd mode van het verkoopkanaal QVC.[3] Al snel komen de twee tot het idee om van Koos een TV-persoonlijkheid te maken – Ellen vindt Koos een “character” – die op live TV een uur krijgt om zijn eigen producten te verkopen.
Hoewel QVC het laagste van het laagste is binnen de mode-hiërarchie ziet Koos het als een grote kans om zijn label onder een groot publiek aan de man te brengen en wat geld te verdienen. Daarnaast wil QVC zich graag wat mode betreft wat hoger in de markt plaatsen, en Koos is een uitstekend middel hiervoor. En zo is het merk Koos Of Course geboren. De eerste uitzending verkoopt Koos alles binnen een half uur uit: twintigduizend items voor een miljoen dollar. Een TV-ster is geboren, en het bedrijf van Koos is wederom gered.
Niet iedereen in Koos z’n omgeving is even enthousiast, sommigen vinden het zelfs plat. Maar in feite is Koos zijn tijd ver vooruit. Want hoe verschilt zijn samenwerking met QVC van de speciale collecties van H&M met Karl Lagerfeld, Viktor & Rolf en Balmain? In beide gevallen wordt exclusieve mode beschikbaar gemaakt voor een grote groep mensen, voor wie dit anders buiten bereik zou zijn gebleven. Deze democratisering van mode gaat bij Koos verder dan het goedkoper beschikbaar maken van zijn ontwerpen.
Waar de meeste high fashion vooral flatteert bij een maatje 36, heeft Koos nooit een uitgesproken voorkeur gehad te ontwerpen voor een bepaald type lichaam. Zijn trouwe klanten zijn er in alle soorten en maten, zoals ook zijn kleding. Karakter is bovendien alles wat telt voor Koos, en is typerend voor de klanten die hij aantrekt. En dat zijn kleding voor QVC zo populair is bij een breed publiek – ondanks dat de gemiddelde Amerikaanse vrouw er niet bepaald om bekend staat maat 36 te hebben – heeft volgens Koos te maken met het feit dat zijn patchwork ontwerpen bij uitstek geschikt zijn voor een maatje meer. Sterker nog: hoe groter de vrouw hoe beter, want het betekent dat Koos een groter oppervlakte heeft om op te patchworken. De samenwerking met QVC duurt acht jaar, tot 2006.
Nog meer roem krijgt Koos in 2002, als aan zijn werk gerefereerd wordt door een aantal jonge modeontwerpers. Nicolas Ghesquière van het gerenommeerde Parijse modehuis Balenciaga heeft voor zijn lente/zomercollectie van 2002 inspiratie gevonden bij de ontwerpen van Koos, die hij eens tegenkwam in de vintageboetiek Decades in Los Angeles. Ghesquières ontwerpen zijn sexier – en tegelijkertijd ook stoerder – dan die van Koos, en laten patchworkpatronen zien met een gapend gat bij de navel, flank of heup. De patchworkvesten worden gecombineerd met groene legerbroeken. Toch is de invloed van Koos onmiskenbaar aanwezig, door het gebruik van verschillende contrasterende gebloemde stoffen voor het patchworkpatroon. Ook de New Yorkse ontwerper Marc Jacobs laat zich in deze periode inspireren door Koos voor de jurken van zijn lente/zomercollectie van 2002, en is er patchwork te vinden in de collecties van Jill Stuart en Louis Vuitton (ook ontworpen door Marc Jacobs).
Als rond 2006 eindelijk rust is gekomen in het bedrijf en leven van Koos van den Akker, heeft hij voor het eerst in jaren tijd vrij in zijn hoofd voor andere zaken dan financiële problemen en de gezondheid van z’n naasten. Koos gaat elke ochtend rechtstreeks van zijn studioappartement naar het atelier, en ‘s avonds direct weer terug, met een enkele keer een omweg vanwege een sauna-, bioscoop- of restaurantbezoek. In zijn atelier wordt hij met rust gelaten: Puck – nu eigenaar van het Koos van den Akker imperium – heeft rechtstreeks contact met de naaiers op het atelier, en Koos doet zijn eigen ding.
In deze periode zoekt Koos contact met de Academy of Art University in San Francisco – die hem enkele jaren eerder een eredoctoraat toekenden – om te kijken of hij er les kon gaan geven. Zodoende vertrekt hij in de zomer van 2008 voor twee maanden naar San Francisco. Het begin is moeizaam – de studenten zijn vooral rijkeluiskinderen die nog nooit van Koos van den Akker gehoord hebben – maar al snel blijven de studenten langer plakken en vragen ze Koos geregeld om advies. Aan het einde van de zomer gaat Koos als een gelukkig mens terug naar New York, en om dit te vieren laat hij op zijn onderarm een tatoeage zetten; ‘new beginnings’ in Chinese tekens.
In deze periode ontmoet Koos ook de acteur Marcel Musters. Koos verhuurt het studioappartementje naast hem aan vrienden en vrienden van vrienden, zodat deze zo nu en dan wat tijd met hem door kunnen brengen. Gedurende de periodes dat Musters in het appartementje is ontstaat er bij hem de gedachte om een theaterstuk te creëren, met Koos als middelpunt. Marcel zal als het personage Rietje van den Biggelaar, een Tilburgse moeke, Koos gaan interviewen op het podium, terwijl hij achter de naaimachine aan het werk is. Het stuk gaat in première op 26 september 2012 in Theater Bellevue in Amsterdam. De voorstelling trekt volle zalen.
De Volkskrant schrijft: ‘Dat Koos ongehinderd zijn verhaal kan opdissen, is niet erg, want wat hij te zeggen heeft, is bijzonder opbeurend en avontuurlijk. Hij babbelt over zijn onbekommerde jeugd in Den Haag, scheert langs zijn tijd in New York als ontwerper voor de sterren en vergeet ook niet de persoonlijke seksuele revolutie te noemen, die hij op latere leeftijd meemaakte. Schaamte is de 73-jarige Koos vreemd.’[4]
Voor het toneelstuk verblijft Koos de gehele maand september in Nederland, en het bevalt hem zowaar, mede dankzij het feit dat zowel zijn Hollandse vrienden als de modepers uitgebreid aandacht besteden aan Koos. In deze periode zoekt hij ook contact met Modekern, Instituut voor mode erfgoed, met de vraag of er interesse is voor zijn archief. Dat is er zeker.
In de laatste jaren van zijn leven omringt Koos zich het liefst met jongelui. Zijn vrienden, studenten, iedereen is welkom in zijn atelier in New York. Ze zorgen voor inspiratie: nog steeds is Koos niet achter zijn naaimachine weg te slaan. Er zijn ook momenten van reflectie, waarin Koos geconfronteerd wordt met de gedachte dat zijn bedrijf, en zijn gehele leven er wellicht anders uit had gezien als hij een makkelijker, meegaand karakter had gehad. Als hij in zijn vroege jaren een duurzame, zakelijk partner had kunnen vinden.
Maar hij realiseert zich ook het geluk dat hij heeft gehad, en wat een luxe het geweest is om een compromisloos bestaan te kunnen leiden, en toch je geld te kunnen verdienen met dat wat je het allerliefst doet. En dit meer dan vijftig jaar lang. Nog steeds komen er nieuwe projecten op zijn pad die Koos weer enthousiast achter de naaimachine laten kruipen.Tegelijkertijd denkt hij ook: ‘Als het morgen afgelopen is, is dat prima. I’ve had some good times.’
In de zomer van 2014 krijgt Koos te horen dat hij darmkanker heeft. Hoewel de ziekte in een gevorderd stadium is, besluit Koos toch chemotherapie te proberen. Het maakt hem ziek en vermoeid. Werken in het atelier gaat niet meer. Toch zet Puck er een bed voor hem neer tussen de naaimachines, zodat hij niet alleen hoeft te zijn, en de ateliermedewerkers een beetje voor hem kunnen zorgen. ‘Ik hoop achter de naaimachine dood te gaan,’ sprak hij ooit.[5] De realiteit komt dicht in de buurt.
Op 3 februari 2015 overlijdt hij, in de buurt van zijn naaimachine en goede vrienden Marcel Musters en Richard Koek, en een aantal (oud)collega’s met wie Koos close is. In de dagen die volgen is er uitgebreid aandacht voor Koos in de Nederlandse media. Het zou Koos gelukkig hebben gestemd dat ze in Nederland toch nog aan hem dachten. Tegen de Telegraaf zei hij eens: ‘Ik ben blij dat ik dit verhaal eens heb mogen vertellen. Want je mag beroemd zijn in Amerika, maar erkenning in je eigen land maakt me na al die jaren toch gelukkig. Dat heb ik eigenlijk altijd al gewild. Ze mogen het best weten, vind ik, dat het die Haagse jongen gelukt is in Manhattan en dat het heel goed met hem gaat.’[6]
Dit is het vijfde en laatste deel van een serie blogposts over de Nederlandse modeontwerper Koos van den Akker, en het proces van het schrijven van een monografie over zijn werk. De monografie over Koos van den Akker wordt uitgegeven door ArtEZ Press en ligt vanaf deze week in de winkel.
Het archief van Koos van den Akker is op dit moment nog niet toegankelijk voor publiek. Naar verwachting zal dit in 2017 gebeuren.
Voor meer informatie over Modekern: zie website.
De 5-delige Modekern-serie over Koos van den Akker geschreven door Hanka van der Voet: Koos van den Akker
Het Thema over Koos van den Akker: Koos van den Akker
[1] Michael Hunter, “Koos van den Akker: Couture als levenswater” in Talkies nr. 1, 2001, 35
[2] Gerda Buxbaum, Icons of Fashion: The 20th Century, 152
[3] QVC staat voor Quality, Value, Convenience.
[4] http://www.volkskrant.nl/archief/leuke-koos-kan-zonder-rietje~a3324600/ [bekeken op 25-11-2015]
[5] http://www.telegraaf.nl/vrouw/mode/23639828/__Ontwerper_Koos_van_den_Akker_ overleden__.html [bekeken op 15 december 2015]
[6] Henk van der Meyden, ‘Keer op keer bedrogen, maar toch naar de top’ in De Telegraaf, 11 mei 1987, T9
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie