De Leidse Katoenmaatschappij (LKM) en de Driessen collectie

 
23 september 2024
Beeldend kunstenaar en batikblogger

Vorig jaar startte het Textielmuseum met het ontsluiten van één van hun oudste museale collecties, De Driessen collectie. Deze in de jaren ’50 aangekochte collectie bestond naast textiel, ook uit textiel literatuur, stalen- en receptenboeken, briefuitwisselingen en andere archiefmateriaal afkomstig uit en verzameld door de laatste directeur van De Leidse Katoenmaatschappij (LKM), Louis Driessen.

Louis André Driessen (1890-1954) runde in het centrum van Leiden gelegen Katoenmaatschappij totdat deze failliet werd verklaard in 1936. Driessen die naast directeur, ook werkzaam was als colorist (specialist op gebied van het verven van stoffen) hield een deel van de LKM collectie bijeen.

Lokaal bedrijf met wereldse geschiedenis

De fabriek van LKM produceerde effen en bedrukt katoen waaronder imitatie batik voor de handel binnen Europa en de export naar Azië en Afrika. Een lokaal bedrijf met een wereldse geschiedenis. Het bedrijf werd opgericht in Lier in België in 1756 onder de naam ‘De Heyder en Co’. In 1835 werd de firma verplaatst naar Leiden waar het in 1846 verkocht werd aan Ignatz van Wensen (1810 - 1886) en Johann Heinrich Joseph Driessen (1794-1879). De firma Heyder en Co krijgt pas in 1887 de naam ‘De Leidsche Katoenmaatschappij’. De LKM produceerde tot 1932 bedrukt katoen en werd in 1936 officieel opgeheven. Sindsdien is de naam steeds meer in vergetelheid geraakt, toch zijn er verspreid door het land in verschillende collecties interessante objecten te vinden die ons iets kunnen vertellen over dit bedrijf, de mensen die het runde, die er werkte, de mondiale connecties en de ontwikkeling van katoendruk. De Driessen collectie bewaard gebleven bij het Textielmuseum in Tilburg is er daar een van.

Screenshot van hoe het transcriberen in Transkribus eruit ziet.

Ontsluiten dankzij vrijwilligers

De Driessen collectie is de afgelopen maanden uitgezocht en verwerkt, zodat deze toegankelijk gemaakt kan worden. Hiervoor is dankzij een oproep enorm veel werk verzet door vrijwilligers. Zo werden verschillende dozen met archiefmateriaal gesorteerd en beschreven. Ook werd de reeds door het Regionaal Archief Tilburg gedigitaliseerde stalen- en receptenboeken die al met behulp van Artificial Intelligence (AI) programma Transkribus omgezet tot tekst waren, door vrijwilligers gecontroleerd. Daarnaast werd aan de hand van een, door mij opgezette lijst de belangrijkste termen getagd en aangevuld. Verschillende textieltermen, locaties, verfstoffen, namen van personen en bedrijven zijn uitgewerkt in een overzicht. In het overzicht staan de huidige gebruikelijke schrijfwijze naast de verschillende varianten die de vrijwilligers tegenkwamen in de boeken. Deze lijst met 500+ woorden dragen bij aan het toegankelijk maken van deze collectie. Onderzoekers kunnen gemakkelijker op termen zoeken en inzien of informatie zoals type textiel, bedrijfnamen, verfstoffen of dateringen waarnaar zij op zoek zijn aanwezig is.

Nu is het ook tijd geworden om de collectie echt open te stellen. Met de belangrijke en interessante vraag waarvoor deze gebruikt kan worden? We weten dat onderzoekers in binnen- en buitenland hier zeker mee aan de slag willen gaan. Eerder werd de collectie al ingezien door onderzoekers, waaronder ikzelf. Maar nu zal het zoveel gemakkelijker gaan om deze collectie te benutten.

Receptenboek vermoedelijk geschreven door meesterverver Faes, Collectie Textielmuseum Tilburg.

Receptenboekje van Faes

Eerder ontsloot de Textielmuseum al een serie receptenboeken. In dit eerste Citizen Science project werd specifiek gekeken naar natuurlijke kleuren voor de expositie ‘Kleurstof’ dat in 2022 te zien was bij het museum. Er was maar één boekje, BTMM0160, uit de Driessen collectie geselecteerd. De stalen- en verf receptboeken in de collectie van het Textielmuseum gaan veelal juist over synthetische kleuren. Louis Driessen werkte zelf nog jaren in de synthetische verfstof-productie bij het bedrijf Fischer & Perton in Enschede dat chemicaliën en verfstoffen produceerde. Wellicht had hij niet alleen uit nostalgie van alles van LKM bewaard, maar kwamen de verf receptenboeken daar nog van pas.

Ik meldde mij bij het Textielmuseum aan om het handgeschreven boek BTMM0160 over te typen en om herkomstonderzoek te doen naar de mogelijke auteur. Het grote verschil met het huidige project is dat AI het uitwerken van de handgeschreven teksten een stuk gemakkelijker maakt.

Het receptenboekje dat ik ingescand kreeg, was volgeschreven, maar toch ook redelijk leeg, alsof er meer geluisterd werd dan geschreven. “Dan is het goed voor te Drukken” markeert als laatste zin vele van de ‘recepten’. Al is een ‘recept’ een wat misleidende term misschien. Het heeft geen opsomming van ingrediënten en er zijn geen stap voor stap instructies wanneer wat moet gebeuren of voor hoe lang, zoals in een kookboek tegenwoordig. Er staan ‘ingrediënten’ in in de vorm van verfstoffen, bind- en oplosmiddelen. Ook instructies als de tijdsduur in uren of minuten en soms enkele stappen wanneer er bijvoorbeeld wel geroerd mag worden, “daer wel in roeren”. Maar het zijn geen recepten die je kunt volgen. Het zijn notities bij een handeling die voor de schrijver bekend zijn. Naarmate de pagina’s vullen, en dus tijd verstrijkt, worden deze notities meer en meer summier en lijkt een ‘tongval’ meer en meer aanwezig. Uren worden ‘hueren’, Franse woorden sluipen erin en andere woorden zijn pas duidelijk bij hard op lezen, zoals “Couleur voor den apsarbaen”, waarvan ik denk dat het ‘Kleur voor het absorberen’ is. Wanneer was het recept eigenlijk goed voor te drukken en wie vond dat?

Voor in het boek staat naast de stempel van Louis Driessen ook in potlood een verwijzing naar de mogelijke schrijver van dit boek: “Waarschijnlijk afkomstig van een der meesterknechts Faes, die in 1835 met De Heyder mee kwamen v. Lier naar Leiden” staat er in potlood geschreven. Een behulpzame, maar ook misleidende zin blijkt. Het receptenboek BTMM0160 en uitgeschreven tekst is hier te bekijken.

In het stadsarchief Erfgoed Leiden eo was ik de naam Faes ook tegengekomen in het archief dat zij daar hebben van de Leidsche Katoenmaatschappij. Bij verschillende kleur- en staalboeken staat dat ze van ene J.B. en F. Faes zijn. Eerst dacht ik, dit zal wel een en dezelfde zijn namelijk de uit Lier afkomstige Jean, of Jan, Baptiste Faes die werkzaam was als meesterknecht bij De Heyder & Co. Maar bij het uitzoeken van de verschillende familieleden Faes werd me duidelijk dat de oudste, of laten we zeggen de eerste Faes, de meesterknecht moet zijn geweest toen het receptenboek werd geschreven.

De oudste Faes, Jan, Jean of Joannes Faes wordt geboren in 1787 in Lier, België. Hij trouwt met Joanna de Veer in 1820 en overlijdt in 1841. Hij is dan 11 jaar in Leiden met zijn familie nadat ze mee verhuisden met LKM vanuit Lier. Zijn zonen en kleinzonen gaan ook aan de slag bij LKM. In 1920 heeft Louis Driessen het over ‘de jonge Faes’ in een brief aan zijn vader.

Onderzoeksmogelijkheden

De Driessen collectie biedt natuurlijk nog vele mogelijkheden voor verder onderzoek. In de eerdere gepubliceerde blog van Evi van Stiphout kwam al naar voren hoe de collectie gebruikt kan worden. Op zoek naar de eventuele export van stoffen naar Suriname, stuitte ze op de term ‘Suriname doeken’ in de stalenboeken. In combinatie met collectie bewaard op andere plekken, in dit geval het Wereldmuseum Amsterdam en Erfgoed Leiden, kon ze verschillende designs vinden die verscheept werden naar Suriname om als angisa (hoofddoek) gedragen te worden.

Wat zal er nog meer uit de gegevens te halen zijn? Hierbij enkele mogelijkheden.

Pagina over katoenen draad in boek BTMM0579. Collectie Textielmuseum Tilburg

Herkomst Katoen

De katoenmaatschappijen die eerst in België en later in Nederland opgericht werden, werkten met een grondstof die hier niet verbouwd werd. Al weten we dat het meeste katoen verbouwd werd in Amerika, exact herkomst onderzoek is nog niet gedaan. De Heyder & Co start in 1757 met het maken van wol gestreepte flanellen. Vanaf 1777 gaan ze aan de slag met katoen. Het katoen was toen voornamelijk afkomstig van plantages in Amerika waar het verbouwd werd door tot slaafgemaakten. De geplukte katoen werd in Europa verwerkt tot draad en geweven doek. Zowel de gesponnen draad als de geweven stoffen werden verkocht. Effen van kleur, geverfd in o.a. rood of blauw of bedrukt met patronen.

Dit bedrukken was afgekeken van de Indiase stofdrukkunst Sits, in Hindi छींट, in het engels Chintz. Sitsen werden vanaf de 16e eeuw geïmporteerd vanuit India naar Europa door o.a. de Engelsen en Nederland. Dit sitsen veroorzaakten een totale verschuiving in het Europese textielgebruik. Ze waren zo populair, dat de Europese textielindustrie ging experimenteren met het namaken ervan. Zo ontstond in de 17de eeuw de katoendrukindustrie in Europa. De imitaties die daaruit voortkomen werden in Europa verkocht, maar ook geëxporteerd naar Amerika, Afrika en Azië.

Onlangs deed The Guardian onderzoek naar connectie tussen de krant en slavernij. Daaruit bleek dat meerdere geldschieters van ‘the Manchester Guardian’ direct gelinkt waren aan slavernij door hun handel in katoen. Het zou interessant zijn om eenzelfde onderzoek in Nederland te doen. Wellicht kan de Driessen collectie ons meer vertellen over de herkomst van de katoen die is  gebruikt voor hun talrijke producten.

Kinderen werkzaam in de handdrukkerij van LKM, de afdeling waar de katoen bedrukt wordt met houten drukblokken. Ansichtkaart in boek BTMM0579. Collectie Textielmuseum Tilburg

Arbeiders in de Industriële revolutie

Eerdere onderzoek dat gepubliceerd werd over de katoenindustrie in Nederland was vaak vooral gericht op  technische innovaties. Denk aan het  boek ‘De katoendrukkerij in Nederland tot 1813’ van W.J. Smit uit 1928 en ‘Technische innovaties in de katoendrukkerij en -ververij in Nederland 1835-1920’ van G.P.J. Verbong uit 1988. Deze boeken belichten vooral de positieve vooruitgang van de industrialisatie. Wat overzees gebeurt komt niet ter sprake, maar ook de arbeiders in de fabrieken niet. We weten dat er naast vrouwen ook veel kinderen werkten bij LKM. Zelfs nadat kinderarbeid meer aan banden gelegd werd. Ook waren er door de decennia heen verschillende grote stakingen.

De vermeldingen in de getranscribeerde boeken zullen subtiel zijn, toch is deze informatie aanwezig in de Driessen collectie. Wellicht kan naast de ontwikkeling in de katoendruk-techniek en de vele tekeningen van machines, nu ook eens naar de arbeiders gekeken worden en de voor- en nadelen vanuit hun oogpunt bekeken worden.

Papieren label, tjap, van B.A.S.F. om hun synthetische Indigo aan te prijzen. De afbeelding toont juist de traditionele en natuurlijke wijze van Indigo verven.

Synthetische Verfstoffen

De meeste termen die we hebben verzameld bestaan uit chemische middelen en synthetische verfstoffen om de katoen te bedrukken. Uit het eerdere Citizen Science project bleek dat veel van de natuurlijke kleurstoffen gebruikt in de Nederlandse textielindustrie gewonnen werden in gekoloniseerde landen. De synthetische verfproductie heeft een andere en meer hedendaagse negatieve impact die ook nog altijd doorwerkt. Denk aan de huidige Fast Fashion industry. Daarnaast kleeft er een ander verleden aan vele van deze verfstoffen.

Een van de veel genoemde bedrijven in de receptenboeken is Bayer. Bayer werd op 1 augustus 1863 opgericht door Friedrich Bayer en Johann Friedrich Weskott in Barmen (nu een stadsdeel van Wuppertal). Met het op de markt brengen van aspirine in 1899 verwierf Bayer internationale bekendheid. Bayer was ook het bedrijf dat diacetylmorfine (beter bekend als heroïne) patenteerde op 26 juni 1896. In 1925 werd het bedrijf overgenomen door IG Farben, waarbij de merknaam 'Bayer' verdween. In 1951 werd Bayer opnieuw opgericht, nadat IG Farben na de Tweede Wereldoorlog door de geallieerden was opgesplitst. Maar waarom werd IG Farben opgesplitst?

IG Farben creëerde een gif, het gif Zyklon B, dat door de nazi ingezet werd om op grote schaal mensen te vermoorden tijdens de tweede wereldoorlog. Ook maakte IG Farben op grote schaal gebruik van dwangarbeid, op het hoogtepunt werkten er zo'n 83.000 mensen onder dwang aan de bouw van een fabriek nabij Auschwitz-Monowitz, waar onder meer synthetische olie en rubber zouden worden geproduceerd. De gemiddelde levensverwachting voor een dwangarbeider bij IG Farben was 3 tot 4 maanden.

IG Farben werd opgesplitst in verschillende bedrijven waaronder BASF en Bayer. BASF, kort voor Badische Anilin- & Soda-Fabrik, was opgericht in 1865. In 1897 ontdekte ze een manier om Indigo synthetisch na te maken. Nu nog steeds zijn ze de grootste verkoper van synthetische indigo. Bayer bestaat vandaag de dag ook nog steeds en is vooral bekend om berucht om het landbouwgif dat ze maken én de overname van Monsanto.

De synthetische verfindustrie is dus zeker niet neutraal en staat niet los van grote gebeurtenissen in de geschiedenis, ze maakt er zelfs volop onderdeel vanuit. Iets waar we helaas vaak nog te weinig bij stilstaan of onderzoek naar gedaan wordt.

Pagina met imitatie batik in boek BTMM0012. Collectie Textielmuseum Tilburg

Nagemaakt van traditioneel textiel

De katoenmaatschappijen keken de techniek van het katoenverven eerst af van Indiase sits en andere blokdrukmethodes. Vanaf begin 19de eeuw werd ook Javaanse batik nagemaakt. De imitatie batik, of ‘Batik Belanda’ zoals ze op Java genoemd werden, zijn waarschijnlijk het meest bekend onder de huidige naam ‘Wax Print’. Wax Prints voor de voornamelijk West-Afrikaanse markt worden nog steeds in Nederland gemaakt door de enige overgebleven katoenmaatschappij Vlisco in Helmond. Naast batik werden ook volop andere stoffen nagemaakt. Het begon met het hierboven vermelde sits, maar daar bleef het zeker niet bij. Uit de verschillende stalen- en receptenboeken van LKM komen nog veel meer pogingen tot namaak voor.

Pagina met Kanga, hier geschreven met een C, Canga, in boek BTMM0579. Collectie Textielmuseum Tilburg

Naast vele gedrukte stoffen voor de Europese markt, vinden we o.a. namaak van Kasuri (Japanse Ikat), Tjandies (gewoven stof) Kanga’s (doeken voor Oost-Afrika), Plangi en Shibori (tie-dye technieken). Vaak zijn de doeken ook namaak van- of gemaakt voor een specifieke markt en hebben dan alleen de naam van de plek waar ze naartoe gaan zoals de ‘Suriname doeken’.

Deze stoffen worden niet gemaakt in hun traditionele uitspaar-, druk-, weef- of afbindtechniek. Ze worden nagebootst door het patroon te drukken met de techniek die voorhanden is in de fabriek. Het is daardoor een versimpeling van het  vaak arbeidsintensieve ambacht waarmee de stof normaal tot stand komt. Daarmee vormen deze imitaties automatisch een oneerlijke concurrentie. Zelfs met de exportkosten erbij, zal de namaak nog steeds goedkoper aangeboden kunnen worden dan de originele traditioneel vervaardigde stof. Dit had natuurlijk een enorme impact niet alleen op de lokale ambachten, maar ook op de kledingstijl van de landen waar de imitaties heen gingen.

Meedoen?

In het najaar zal ik tijdens het 8th IASSRT Symposium gehouden in Laos meer vertellen over de Driessen collectie en de impact van de imitaties in Zuidoost-Azië.

Er is binnen de Driessen collectie van het Textielmuseum nog genoeg te ontdekken en te benutten voor onderzoek. Ook zijn er nog stalen- en verfreceptenboeken die nog niet gecontroleerd zijn. Mocht je mee willen helpen of toegang willen tot de collectie, neem dan graag contact op met Jantiene van Elk via [email protected].

Lees ook:

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie

Reactie