Burnous (boernoes), een oriëntaals geïnspireerde overjas voor Nederlandse marineofficieren

 
30 augustus 2024
Assistent-conservator Museum Bronbeek

Rond 1860 werd voor officieren van het Nederlandse leger en de Nederlandse marine een bijzondere overjas ingevoerd. Deze overjas lijkt geënt op een oriëntaals kledingstuk: de burnous of lange mantel met een puntige capuchon, zoals gedragen door mannen in Noord-Afrika. 

Bij het leger en de marine werd de term burnous echter niet gebruikt voor een mantel (cape-model zonder mouwen) maar voor een overjas. De burnous was en bleef met zijn borststressen, mouwfiguur en een capuchon met kwast een uitzonderlijk kledingstuk bij een anderszins zo traditioneel gekleed legeronderdeel als de marine.

Carte de visite van tweede luitenant L.C.J.M. van Overeem, Nederlands Leger in overjas type burnous in 1897. Collectie Rijksmuseum Amsterdam. RP-F-F00661-AH

Het voordeel bij onderzoek naar militaire kledingstukken is dat deze vaak officieel zijn ingevoerd. Dat betekent dat een schriftelijk invoerbesluit bestaat met datering en een beschrijving. De diverse invoerings- en wijzigingsbesluiten worden geregeld gebundeld. Bij deze voorschriften moet wel worden aangetekend dat wat beschreven staat niet altijd daadwerkelijk is gemaakt en gedragen. Daarnaast was de uitvoering ook onderhevig aan het modebeeld, met afwijkingen van de officiële beschrijving als gevolg.

Uniformkleding van officieren was tot kort na de Tweede Wereldoorlog maatkleding. Voor kleermakers waren de beschrijvingen in de voorschriften echter niet altijd praktisch. Een militaire kleermaker met de initialen P.A.J.B. (Blomjous?) schreef in de Centrale Modegids, een maandblad voor coupeurs, over ’stijve, onsoepele en vaktechnisch vaak volkomen onjuiste voorschriften’. Hij vond de terminologie ook niet eenduidig en de voorgeschreven afmetingen niet altijd overeenkomstig het actuele modebeeld.[1]

Tekening van de figuurtres mouw en een borsttres (brandenbourg) burnous. Figuur 57 uit het VVKM 1932, Platen.

De burnous bij de Nederlandse Marine

In 1858 werd de burnous als overjas bij het Korps Mariniers ingevoerd. De beschrijving luidde: Overjas van donkerblaauw laken met omgeslagen kraag van dezelfde stof. Van voren aan beide zijden voorzien van één rij gewerkte knoopen, in den vorm van knevels met koordlissen tot sluiting, voorts belegd met platte- en figuur-tres, langs de opening en ter weerszijden van de zakken en der sabelsplit mitsgaders op en aan de voormouwen. Bij den overjas zal tevens eene losse kap van dezelfde stof en kleur behooren, aan de punt van een kwast voorzien, en die door middel van haken aan den overjas kan worden vastgehecht. De knoopen en tressen zullen zijn van donkerblauwe kleur, de overjas en kap worden gevoerd met zwarte stof.’ [2]

Voor de overige officieren van de zeemacht werd de overjas in 1862 in een gewijzigd model ingevoerd. De sluiting bestond niet uit een rij, maar een dubbele rij van zwart overtrokken knopen en brandenbourgs. Brandenbourgs zijn lussen van koord (tressen) aan een jas die meerdere rijen knopen op de borst verbinden. Op de mouwen een figuurtres. Bij de overjas kon een losse kap van dezelfde stof met aan de punt een kwast gedragen worden. In plaats van laken mocht de overjas van donkerblauwe grein gemaakt zijn. In 1865 werd de sluiting gewijzigd in een rij van zeven uniformknopen (metalen knopen) en een donkerblauwe sluitband (ceintuur). Het aantal knopen werd in 1867 teruggebracht tot vijf. Bij de zeeofficieren zwart overtrokken. De officieren van het Korps Mariniers droegen vanaf 1867 hetzelfde model overjas, maar aanvankelijk nog met uniformknopen (verguld metaal).[3] De overjas werd vanaf 1865 bournous en later ook boernoes genoemd en bleef voor officieren van de marine tot 1940 in gebruik.

Overjas (burnous) gedragen door kapitein-ter-zee titulair D.J. baron van Lynden, Collectie Museum Bronbeek, NL-AhKTOMMBB, 2023/04/19-1-14, Foto: Rik Klein Gotink.

Burnous model 1867 nader bekeken

Museum Bronbeek heeft een burnous van een marineofficier in de collectie. De burnous is van donkerblauw laken sluitend met twee rijen van vijf grote knopen met brede liggende kraag. De twee rijen knopen zijn geplaatst op vijf borsttressen of brandenbourgs. Deze zijn van zwart dubbel koord horizontaal geplaatst en eindigend in een klaverblad. Op de rug een afneembare kap met kwast. Deze kap wordt met zeven lange metalen haken aan evenzovele trenzen onder de kraag gehaakt. De kap is uitsluitend voor de sier, omdat deze op een punt was dichtgenaaid. Een ceintuur van dezelfde stof hoort vastgenaaid aan de middenrugnaad met aan weerszijden twee passanten en te sluiten met twee grote knopen. Op de ondermouw een figuurtres van drie evenwijdig lopende biezen van donkerblauw soutache. Rechts een verticalen ingezette zak met een intast van 18 cm. Links een verticale split voor de sabel van 30 cm. De kraag, zak, sabelsplit en mouwen zijn afgezet met zwart lint van wol breed 1,5 cm. De burnous is aan de randen van de voorpanden gevoerd met donkerblauw laken. De borst, rug, schoot en mouwen zijn gevoerd met donkerblauwe voering. De binnenzijde van de sabelsplit is afgewerkt met een smalle strook leer. De voering van de kap is donkerblauw katoen. De knopen zijn met zwarte stof overtrokken.

De burnous kon bij alle tenuen worden gedragen. Dus ook bij tenuen waarbij het dragen van epauletten was voorgeschreven. In dat geval werden de epauletten niet onder de burnous gedragen. De sabel werd over de uniformjas gedragen en dus onder de burnous. De greep van het sabel werd in die gevallen door de sabelsplit gestoken. De vlootpredikant en vlootaalmoezenier droegen geen sabel. Daarom ontbrak bij hen de sabelsplit in de burnous.[4] De burnous is gemaakt uit twee voorpanden en twee rugpanden met drie naden: twee rugzijnaden en een middenrugnaad. Deze laatste naad eindigt in een split van 43 cm. Deze split heeft de vorm van een gulpsluiting met drie kleine knopen. De schoudernaad ligt op de rug (rugschoudernaad). Met de brandenbourgs accentueert dit de borst. De mouw bestaat uit twee delen van ongelijke grote. De kraag en kap zijn gesneden in twee delen. De panden hebben geen zoom, omdat bij het fijngeweven laken een afwerking niet nodig is. Op de ondermouw vier biezen van goud soutache. Deze biezen geven de rang aan van de drager. In dit geval kapitein ter zee (kolonel).

Patroontekening van een bournou Nederlands Leger, uit Hoogendoorn, De Coupeur. 1906, p. 193.

De patroontekening van Hoogendoorn

In C. Hoogendoorns De Coupeur uit 1906 staat de opstelling en patroontekening van een bournou. Dit is de burnous van het Nederlandse leger, waarop de borsttressen ontbreken. De overjas heeft volgens het patroon van Hoogendoorn aan beide zijden zakken. Daarnaast wordt de capuchon met knopen en knoopsgaten vastgemaakt.[5]

NIMH, 2158_061534, drie officieren van het Korps Mariniers in burnous, Rotterdam, december 1934.

De kleermaker en drager

De burnous is gemaakt door de firma Croiset van der Kop & Zoon. Dit blijkt uit het kleermakers etiket in de linker binnenzak. Zo’n etiket is gebruikelijk vanaf het eind van de negentiende eeuw. Croiset van der Kop & Zoon bestond vanaf 1 januari 1881 als een vennootschap tussen vader Arnold (1825-1896) en zoon Koenraad Croiset van der Kop (1854-1914), beide koopman en kleermaker. De firma was een gerenommeerde kleermaker aan de Spuistraat 16 te Den Haag. In 1892 werd Croiset van der Kop & Zoon door koningin-regentes Emma tot hofleverancier benoemd.[6] Blijkens hetzelfde etiket was de burnous ordernummer 195 in februari 1902 voor Mr. D.J. Bro van Lynden.

Bedoeld wordt Diederik Jan baron van Lynden (1883-1970) (alternatieve spelling Lijnden). De familie Van Lynden was een Gelders geslacht dat in 1814 tot de Nederlandse adelstand was verheven. Van Lynden koos voor een loopbaan bij de marine. Hij was van de promotie 1898 van het Koninklijk Instituut voor de Marine (KIM), de opleiding voor beroepsofficier van de Nederlandse marine. Na een verblijf in West-Indië in 1904 vertrok hij in 1906 voor een plaatsing van drie jaren naar Nederlands-Indië. Daar nam hij deel aan expedities in Zuid-Celebes (Sulawesi) (1905-1908) en de Kleine Soenda-eilanden (1905-1909). Vervolgens diende hij tussen 1914 en 1917 bij de torpedodienst in Nederlands-Indië. Dat werd zijn specialisme.

Na zijn terugkeer in Nederland volgde plaatsing bij het Bureau Torpedodienst op het Departement van Marine te Den Haag. Van Lynden werd in 1924 in de rang van luitenant ter zee der eerste klasse om medische redenen eervol uit de dienst ontslagen. Hij bleef evenwel werkzaam op het Departement (vanaf 1928 Departement van Defensie) bij het Materieel der Zeemacht, Bureau voor zaken betreffende het torpedo- en mijnen-materieel. Vanaf 1929/30 was hij Chef van het Bureau. Als zodanig werd hij bevorderd tot kapitein-luitenant ter zee titulair en in 1932 tot kapitein ter zee titulair. Officieren met een titulaire rang mochten het uniform dragen als vastgesteld voor de officieren die dezelfde rang effectieve bekleedden.[7]

Van Lynden heeft de burnous in 1902 laten maken en deze gedurende zijn effectieve diensttijd en ook na zijn pensionering nog gedragen.

Bronnen

  • P.A.J.B., De Uniformen van de Nederlandsche Weermacht. In: Centrale Modegids. Maandblad voor mode en snijkunst 26 (1939) 12, p. 274-278.
  • C. Hoogendoorn, De Coupeur. Praktische Snijmethode voor Zelfonderricht. Handboek voor coupeurs en kleermakers. Leiden: A.W. Sijthoff, 1906. Online te raadplegen via: https://www.delpher.nl/nl/boeken/
  • M.J.C. Klaassen, Gedenkboek honderdvijfentwintig jarig bestaan der adelborstenopleiding te Willemsoord 1854-1979. Centrale Reproductie Inrichting der Koninklijke Marine, 1979.
  • Nationaal Archief, Den Haag, Stamboeken Marine, nummer toegang 2.12.14, inventarisnummer 45.
  • Verzameling van Voorschriften voor Zr.Ms. Zeemacht, Eerste Deel. VII. Hoofdstuk. Bepalingen betrekkelijk de uniformen en onderscheidingstekenen van de verschillende corpsen der zeemagt, 1858. VVKM 1858.
  • Verordeningen voor de Koninklijke Nederlandsche Zeemagt, Eerste Deel. VII. Hoofdstuk. Bepalingen betrekkelijk de uniformen en onderscheidingstekenen van de verschillende corpsen der zeemagt, herdruk 1862. VVKM 1862.
  • Verordeningen voor de Koninklijke Nederlandsche Zeemagt, Eerste Deel. VIIde Hoofdstuk. Uniformen en onderscheidingstekenen voor het personeel der zeemagt, herzien 1867. VVKM 1867.
  • Verordeningen voor de Koninklijke Marine, Eerste Deel. Hoofdstuk VII. Bepalingen betreffende de uniformen voor het militaire personeel der zeemacht, (Bep. Uniformen), 1932. VVKM 1932.

Noten


[1] Centrale Modegids, p. 274-278.

[2] VVKM 1858, p. 23.

[3] VVKM 1862, p. 31 en 47 en VVKM 1867, p. 57.

[4] VVKM 1932, p. 110

[5] Hoogendoorn 1906, p. 192-193.

[6] Dagblad van Zuid-Holland van ’s Gravenhage, 215 (zondag 15 en maandag 16 mei 1881) 114 en Dagblad van Zuid-Holland van ’s Gravenhage 226 (woensdag 31 augustus 1892) 205, p. 1474. Online geraadpleegd op 27 april 2024 via: https://www.delpher.nl/nl/kranten/ en Stamboom Croiset van der Kop, online geraadpleegd op 27 april 2024 via:  http://www.collectievanderkop.nl/stamboom/4a.%20Arnoldus%20Croiset%20van....

[7] NL-HaNA, Stamboeken Marine, 1813-1940, 2.12.14, inv.nr. 45, scan 220-221 en Staatsalmanak voor het Koninkrijk der Nederlanden 1930  ’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff, 1929, p. 482. Online geraadpleegd op 28 april 2024 via: https://www.delpher.nl/nl/tijdschriften.

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie

Reactie